Duits

Uitgebreide vertaling voor auflegen (Duits) in het Nederlands

auflegen:

auflegen werkwoord

  1. auflegen (Gespräch beenden)

Vertaal Matrix voor auflegen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
gesprek beëindigen Gespräch beenden; auflegen

Synoniemen voor "auflegen":