Overzicht


Duits

Uitgebreide vertaling voor ausgedacht (Duits) in het Nederlands

ausgedacht:

ausgedacht bijvoeglijk naamwoord

  1. ausgedacht (erdacht)
    bedacht; gefabriceerd

Vertaal Matrix voor ausgedacht:

Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bedacht ausgedacht; erdacht auf alles vorbereitet; bedachtsam; erdichtet; fiktiv; fingiert; vorbereitet
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
gefabriceerd ausgedacht; erdacht

Synoniemen voor "ausgedacht":


Wiktionary: ausgedacht


Cross Translation:
FromToVia
ausgedacht fictief fictional — invented, as opposed to real

ausdenken:

ausdenken werkwoord (denke aus, denkst aus, denkt aus, dachte aus, dachtet aus, ausgedacht)

  1. ausdenken (erfinden; ersinnen; phantasieren; )
    bedenken; verzinnen; uitdenken; verdichten; fantaseren; voorwenden
    • bedenken werkwoord (bedenk, bedenkt, bedacht, bedachten, bedacht)
    • verzinnen werkwoord (verzin, verzint, verzon, verzonnen, verzonnen)
    • uitdenken werkwoord (denk uit, denkt uit, dacht uit, dachten uit, uitgedacht)
    • verdichten werkwoord (verdicht, verdichtte, verdichtten, verdicht)
    • fantaseren werkwoord (fantaseer, fantaseert, fantaseerde, fantaseerden, gefantaseerd)
    • voorwenden werkwoord (wend voor, wendt voor, wendde voor, wendden voor, voorgewend)
  2. ausdenken (nachdenken über; nachdenken; überdenken; )
    beschouwen; nadenken; overdenken; overpeinzen; bedenken; bespiegelen; peinzen
    • beschouwen werkwoord (beschouw, beschouwt, beschouwde, beschouwden, beschouwd)
    • nadenken werkwoord (denk na, denkt na, dacht na, dachten na, nagedacht)
    • overdenken werkwoord (overdenk, overdenkt, overdacht, overdachten, overdacht)
    • overpeinzen werkwoord (overpeins, overpeinst, overpeinsde, overpeinsden, overpeinsd)
    • bedenken werkwoord (bedenk, bedenkt, bedacht, bedachten, bedacht)
    • bespiegelen werkwoord (bespiegel, bespiegelt, bespiegelde, bespiegelden, bespiegeld)
    • peinzen werkwoord (peins, peinst, peinsde, peinsden, gepeinsd)
  3. ausdenken (planen; austüfteln; ausklügeln; sich ausdenken)
    plannen
    • plannen werkwoord (plan, plant, plande, planden, gepland)

Conjugations for ausdenken:

Präsens
  1. denke aus
  2. denkst aus
  3. denkt aus
  4. denken aus
  5. denkt aus
  6. denken aus
Imperfekt
  1. dachte aus
  2. dachtest aus
  3. dachte aus
  4. dachten aus
  5. dachtet aus
  6. dachten aus
Perfekt
  1. habe ausgedacht
  2. hast ausgedacht
  3. hat ausgedacht
  4. haben ausgedacht
  5. habt ausgedacht
  6. haben ausgedacht
1. Konjunktiv [1]
  1. denke aus
  2. denkest aus
  3. denke aus
  4. denken aus
  5. denket aus
  6. denken aus
2. Konjunktiv
  1. dächte aus
  2. dächtest aus
  3. dächte aus
  4. dächten aus
  5. dächtet aus
  6. dächten aus
Futur 1
  1. werde ausdenken
  2. wirst ausdenken
  3. wird ausdenken
  4. werden ausdenken
  5. werdet ausdenken
  6. werden ausdenken
1. Konjunktiv [2]
  1. würde ausdenken
  2. würdest ausdenken
  3. würde ausdenken
  4. würden ausdenken
  5. würdet ausdenken
  6. würden ausdenken
Diverses
  1. denk aus!
  2. denkt aus!
  3. denken Sie aus!
  4. ausgedacht
  5. ausdenkend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor ausdenken:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bespiegelen Kontemplation
fantaseren Phantasieren; Servieren
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bedenken ausdenken; ausklügeln; austüfteln; brüten; erdichten; erfinden; ersinnen; grübeln; nachdenken; nachdenken über; nachsinnen über; nachsinnenüber; phantasieren; planen; sich ausdenken; sinnen; überdenken; überlegen bedenken; einen Plan entwerfen; einfallen; nachdenken; nachsinnen über; planen; sich ausdenken; sinnen
beschouwen ausdenken; brüten; erfinden; ersinnen; grübeln; nachdenken; nachdenken über; nachsinnen über; nachsinnenüber; phantasieren; sich ausdenken; sinnen; überdenken; überlegen aussetzen; bedenken; beschauen; betrachten; ernennen; erwägen; reflektieren; spekulieren; überdenken; überlegen
bespiegelen ausdenken; brüten; erfinden; ersinnen; grübeln; nachdenken; nachdenken über; nachsinnen über; nachsinnenüber; phantasieren; sich ausdenken; sinnen; überdenken; überlegen
fantaseren ausdenken; ausklügeln; austüfteln; erdichten; erfinden; ersinnen; phantasieren; planen; sich ausdenken
nadenken ausdenken; brüten; erfinden; ersinnen; grübeln; nachdenken; nachdenken über; nachsinnen über; nachsinnenüber; phantasieren; sich ausdenken; sinnen; überdenken; überlegen grübeln; nachdenken; sinnen; überlegen
overdenken ausdenken; brüten; erfinden; ersinnen; grübeln; nachdenken; nachdenken über; nachsinnen über; nachsinnenüber; phantasieren; sich ausdenken; sinnen; überdenken; überlegen abwägen; ausmachen; aussetzen; bedenken; beschauen; bestimmen; betrachten; ermessen; ernennen; erwägen; reflektieren; schätzen; spekulieren; taxieren; veranschlagen; überdenken; überlegen; überschlagen
overpeinzen ausdenken; brüten; erfinden; ersinnen; grübeln; nachdenken; nachdenken über; nachsinnen über; nachsinnenüber; phantasieren; sich ausdenken; sinnen; überdenken; überlegen
peinzen ausdenken; brüten; erfinden; ersinnen; grübeln; nachdenken; nachdenken über; nachsinnen über; nachsinnenüber; phantasieren; sich ausdenken; sinnen; überdenken; überlegen grübeln; nachdenken; sinnen; überlegen
plannen ausdenken; ausklügeln; austüfteln; planen; sich ausdenken Zeitplan festlegen; planen
uitdenken ausdenken; ausklügeln; austüfteln; erdichten; erfinden; ersinnen; phantasieren; planen; sich ausdenken ausknobeln; sich ausdenken
verdichten ausdenken; ausklügeln; austüfteln; erdichten; erfinden; ersinnen; phantasieren; planen; sich ausdenken
verzinnen ausdenken; ausklügeln; austüfteln; erdichten; erfinden; ersinnen; phantasieren; planen; sich ausdenken einen Plan entwerfen; nachdenken; nachsinnen über; planen; sich ausdenken; sinnen
voorwenden ausdenken; ausklügeln; austüfteln; erdichten; erfinden; ersinnen; phantasieren; planen; sich ausdenken erdichten; erfinden; heucheln; sichverstellen; simulieren; spielen; vorgeben; vormachen; vortun; vortäuschen

Synoniemen voor "ausdenken":


Wiktionary: ausdenken

ausdenken
verb
  1. door nadenken vinden

Cross Translation:
FromToVia
ausdenken veinzen; inbeelden feign — to give a mental existence to something
ausdenken uitdenken; uitvinden; bedenken; verzinnen invent — create something fictional
ausdenken ontwerpen concevoir — Créer, inventer, imaginer, par une opération de l'esprit.