Home ->Woordenboeken ->Duits/Nederlands ->Vertaal aussperren

Vertaal aussperren van Duits naar Nederlands

Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. aussperren:

Duits

Uitgebreide vertaling voor aussperren (Duits) in het Nederlands

aussperren:

aussperren werkwoord (sperre aus, sperrst aus, sperrt aus, sperrte aus, sperrtet aus, ausgesperrt)

  1. aussperren (ausschließen)
    uitsluiten; buitensluiten
    • uitsluiten werkwoord (sluit uit, sloot uit, sloten uit, uitgesloten)
    • buitensluiten werkwoord (sluit buiten, sloot buiten, sloten buiten, buitengesloten)
  2. aussperren (ausschließen)
    uitzonderen
    • uitzonderen werkwoord (zonder uit, zondert uit, zonderde uit, zonderden uit, uitgezonderd)
  3. aussperren (disqualifizieren; löschen; ausschließen; tilgen)
    uitsluiten; royeren; diskwalificeren
    • uitsluiten werkwoord (sluit uit, sloot uit, sloten uit, uitgesloten)
    • royeren werkwoord (royeer, royeert, royeerde, royeerden, geroyeerd)
    • diskwalificeren werkwoord (diskwalificeer, diskwalificeert, diskwalificeerde, diskwalificeerden, gediskwalificeerd)
  4. aussperren (disqualifizieren; ausschließen)
    royeren; iemand schrappen

Conjugations for aussperren:

Präsens
  1. sperre aus
  2. sperrst aus
  3. sperrt aus
  4. sperren aus
  5. sperrt aus
  6. sperren aus
Imperfekt
  1. sperrte aus
  2. sperrtest aus
  3. sperrte aus
  4. sperrten aus
  5. sperrtet aus
  6. sperrten aus
Perfekt
  1. habe ausgesperrt
  2. hast ausgesperrt
  3. hat ausgesperrt
  4. haben ausgesperrt
  5. habt ausgesperrt
  6. haben ausgesperrt
1. Konjunktiv [1]
  1. sperre aus
  2. sperrest aus
  3. sperre aus
  4. sperren aus
  5. sperret aus
  6. sperren aus
2. Konjunktiv
  1. sperrte aus
  2. sperrtest aus
  3. sperrte aus
  4. sperrten aus
  5. sperrtet aus
  6. sperrten aus
Futur 1
  1. werde aussperren
  2. wirst aussperren
  3. wird aussperren
  4. werden aussperren
  5. werdet aussperren
  6. werden aussperren
1. Konjunktiv [2]
  1. würde aussperren
  2. würdest aussperren
  3. würde aussperren
  4. würden aussperren
  5. würdet aussperren
  6. würden aussperren
Diverses
  1. sperr aus!
  2. sperrt aus!
  3. sperren Sie aus!
  5. ausgesperrt
  6. aussperrend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor aussperren:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
uitzonderen aussondern
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
buitensluiten ausschließen; aussperren
diskwalificeren ausschließen; aussperren; disqualifizieren; löschen; tilgen
iemand schrappen ausschließen; aussperren; disqualifizieren
royeren ausschließen; aussperren; disqualifizieren; löschen; tilgen
uitsluiten ausschließen; aussperren; disqualifizieren; löschen; tilgen
uitzonderen ausschließen; aussperren







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0532 seconde
Page rendered in 1.0 seconds