Duits

Uitgebreide vertaling voor beklemmt (Duits) in het Nederlands

beklemmt:

beklemmt bijvoeglijk naamwoord

  1. beklemmt (dumpf; bedrängt)
    benauwd; bedompt; drukkend; muf
  2. beklemmt (bedrängt; bange)
    beklemmend; benauwend
  3. beklemmt (eingeklemmt; bange; bedrängt)
    beklemd; geklemd

Vertaal Matrix voor beklemmt:

Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bedompt bedrängt; beklemmt; dumpf
beklemd bange; bedrängt; beklemmt; eingeklemmt bedrängt; eingeklemmt
beklemmend bange; bedrängt; beklemmt drückend; schwer
benauwd bedrängt; beklemmt; dumpf bedrängt; drückend; schwühl
benauwend bange; bedrängt; beklemmt
drukkend bedrängt; beklemmt; dumpf
muf bedrängt; beklemmt; dumpf schal; staubig; unrein; unsauber
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
geklemd bange; bedrängt; beklemmt; eingeklemmt

Wiktionary: beklemmt

beklemmt
adjective
  1. moeilijk ademend

beklemmt vorm van beklemmen:

beklemmen werkwoord (beklemme, beklemmst, beklemmt, beklemmte, beklemmtet, beklemmt)

  1. beklemmen (bedrängen)
    benauwen; beklemmen
    • benauwen werkwoord (benauw, benauwt, benauwde, benauwden, benauwd)
    • beklemmen werkwoord (beklem, beklemt, beklemde, beklemden, beklemd)

Conjugations for beklemmen:

Präsens
  1. beklemme
  2. beklemmst
  3. beklemmt
  4. beklemmen
  5. beklemmt
  6. beklemmen
Imperfekt
  1. beklemmte
  2. beklemmtest
  3. beklemmte
  4. beklemmten
  5. beklemmtet
  6. beklemmten
Perfekt
  1. habe beklemmt
  2. hast beklemmt
  3. hat beklemmt
  4. haben beklemmt
  5. habt beklemmt
  6. haben beklemmt
1. Konjunktiv [1]
  1. beklemme
  2. beklemmest
  3. beklemme
  4. beklemmen
  5. beklemmet
  6. beklemmen
2. Konjunktiv
  1. beklemmte
  2. beklemmtest
  3. beklemmte
  4. beklemmten
  5. beklemmtet
  6. beklemmten
Futur 1
  1. werde beklemmen
  2. wirst beklemmen
  3. wird beklemmen
  4. werden beklemmen
  5. werdet beklemmen
  6. werden beklemmen
1. Konjunktiv [2]
  1. würde beklemmen
  2. würdest beklemmen
  3. würde beklemmen
  4. würden beklemmen
  5. würdet beklemmen
  6. würden beklemmen
Diverses
  1. beklemm!
  2. beklemmt!
  3. beklemmen Sie!
  4. beklemmt
  5. beklemmend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor beklemmen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
beklemmen bedrängen; beklemmen
benauwen bedrängen; beklemmen beängstigen; sorgen

Wiktionary: beklemmen

beklemmen
verb
  1. (transitiv), von etwas: jemanden körperlich oder seelisch beengen, bedrücken

Cross Translation:
FromToVia
beklemmen dringen; haasten; jachten; tot haast aanzetten; urgent zijn; drukken; knellen; persen; pressen; aandrukken; aandringen; accelereren; bespoedigen; verhaasten; versnellen presserexercer une pression, serrer plus ou moins fort.