Duits

Uitgebreide vertaling voor beleben (Duits) in het Nederlands

beleben:

beleben werkwoord (belebe, belebst, belebt, belebte, belebtet, belebt)

  1. beleben (aktivieren; wecken; anregen; hervorrufen; neubeleben)
    aanmoedigen; activeren; opwekken; oppeppen; stimuleren; bezielen
    • aanmoedigen werkwoord (moedig aan, moedigt aan, moedigde aan, moedigden aan, aangemoedigd)
    • activeren werkwoord (activeer, activeert, activeerde, activeerden, geactiveerd)
    • opwekken werkwoord (wek op, wekt op, wekte op, wekten op, opgewekt)
    • oppeppen werkwoord (pep op, pept op, pepte op, pepten op, opgepept)
    • stimuleren werkwoord (stimuleer, stimuleert, stimuleerde, stimuleerden, gestimuleerd)
    • bezielen werkwoord (beziel, bezielt, bezielde, bezielden, bezield)
  2. beleben (reanimieren; neu beleben; aktivieren)
    opwekken; tot leven wekken; activeren; reanimeren; verlevendigen; opleven
    • opwekken werkwoord (wek op, wekt op, wekte op, wekten op, opgewekt)
    • tot leven wekken werkwoord (wek tot leven, wekt tot leven, wekte tot leven, wekten tot leven, tot leven gewekt)
    • activeren werkwoord (activeer, activeert, activeerde, activeerden, geactiveerd)
    • reanimeren werkwoord
    • verlevendigen werkwoord (verlevendig, verlevendigt, verlevendigde, verlevendigden, verlevendigd)
    • opleven werkwoord (leef op, leeft op, leefde op, leefden op, opgeleefd)

Conjugations for beleben:

Präsens
  1. belebe
  2. belebst
  3. belebt
  4. beleben
  5. belebt
  6. beleben
Imperfekt
  1. belebte
  2. belebtest
  3. belebte
  4. belebten
  5. belebtet
  6. belebten
Perfekt
  1. habe belebt
  2. hast belebt
  3. hat belebt
  4. haben belebt
  5. habt belebt
  6. haben belebt
1. Konjunktiv [1]
  1. belebe
  2. belebest
  3. belebe
  4. beleben
  5. belebet
  6. beleben
2. Konjunktiv
  1. belebte
  2. belebtest
  3. belebte
  4. belebten
  5. belebtet
  6. belebten
Futur 1
  1. werde beleben
  2. wirst beleben
  3. wird beleben
  4. werden beleben
  5. werdet beleben
  6. werden beleben
1. Konjunktiv [2]
  1. würde beleben
  2. würdest beleben
  3. würde beleben
  4. würden beleben
  5. würdet beleben
  6. würden beleben
Diverses
  1. beleb!
  2. belebt!
  3. beleben Sie!
  4. belebt
  5. belebend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor beleben:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aanmoedigen Anfeuern; Animieren; Anregen; Anreizen; Anspornen; Anstoßen; Antreiben; Ermutigen
opwekken Anstiften
stimuleren Anbauen; Anfeuern; Animieren; Anregen; Anreizen; Anspornen; Anstoßen; Antreiben; Ermutigen; Fördern; Kultivieren
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aanmoedigen aktivieren; anregen; beleben; hervorrufen; neubeleben; wecken anblasen; anfachen; anfeuern; anheizen; animieren; anschüren; anspornen; aufmuntern; bejauchzen; ermuntern; ermutigen; feiern; jemand motivieren; jubeln; komplimentieren; motivieren; schüren; stimulieren; unterstützen; zujauchzen; zujubeln; zusprechen
activeren aktivieren; anregen; beleben; hervorrufen; neu beleben; neubeleben; reanimieren; wecken aktivieren; auslösen
bezielen aktivieren; anregen; beleben; hervorrufen; neubeleben; wecken anfeuern; anheizen; anspornen; begeistern; inspirieren
opleven aktivieren; beleben; neu beleben; reanimieren aufleben; wiederaufleben
oppeppen aktivieren; anregen; beleben; hervorrufen; neubeleben; wecken
opwekken aktivieren; anregen; beleben; hervorrufen; neu beleben; neubeleben; reanimieren; wecken ankurbeln; anregen; anreizen; anspornen; aufmuntern; aufmöbeln; aufpolieren; aufreizen; aufwinden; erhitzen; ermuntern; ermutigen; erregen; kitzeln; knuddeln; kosen; prickeln; reizen; schmeicheln; stimulieren; verbessern; zusprechen
reanimeren aktivieren; beleben; neu beleben; reanimieren
stimuleren aktivieren; anregen; beleben; hervorrufen; neubeleben; wecken anblasen; anfachen; anfeuern; animieren; ankurbeln; anregen; anreizen; anschüren; anspornen; aufmuntern; aufmöbeln; aufpolieren; aufreizen; aufwinden; bejauchzen; erhitzen; ermuntern; ermutigen; erregen; feiern; fördern; jemand motivieren; jubeln; kitzeln; knuddeln; komplimentieren; kosen; motivieren; prickeln; reizen; schmeicheln; schüren; stimulieren; verbessern; zujauchzen; zujubeln; zusprechen
tot leven wekken aktivieren; beleben; neu beleben; reanimieren
verlevendigen aktivieren; beleben; neu beleben; reanimieren abkühlen; auffrischen; aufmöbeln; erfrischen; sich erholen

Synoniemen voor "beleben":


Wiktionary: beleben


Cross Translation:
FromToVia
beleben bezielen; verlevendigen; animeren animerdouer de vie un corps organiser.

Verwante vertalingen van beleben