Home ->Woordenboeken ->Duits/Nederlands ->Vertaal betrunken

Vertaal betrunken van Duits naar Nederlands

Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. betrunken:
  2. betrinken:
  3. Wiktionary:

Duits

Uitgebreide vertaling voor betrunken (Duits) in het Nederlands

betrunken:

betrunken bijvoeglijk naamwoord

  1. betrunken (völlig betrunken; blau; sinnlos betrunken; )
    dronken; beschonken; ladderzat; zat; bezopen
  2. betrunken (besoffen)
    aangeschoten; beneveld; beschonken; dronken
  3. betrunken (angeheitert; benebelt; blau; )
    tipsy; aangeschoten; beneveld; teut; beschonken
  4. betrunken (besoffen; schwerbetrunken; benebelt; )
    straalbezopen; laveloos; smoordronken; ladderzat; stomdronken

Vertaal Matrix voor betrunken:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
teut Drückeberger; Drückebergerin; Faseler; Faselhans; Faulenzer; Faulpelz; Nachzügler; Nörgler; Quasselstrippe; Salzsack; Trödelliese; Trödler; Zauderer
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aangeschoten angeheitert; angesäuselt; benebelt; berauscht; besoffen; besäuselt; betrunken; blau; duselig; schwer betrunken; stock besoffen; stock betrunken; voll; völlig betrunken angeschossen; getroffen; verletzt; verwundet
beschonken angeheitert; angesäuselt; benebelt; berauscht; besoffen; besäuselt; betrunken; blau; duselig; schwer betrunken; sinnlos betrunken; stock besoffen; stock betrunken; stockbesoffen; stockbetrunken; voll; völlig betrunken
bezopen besoffen; betrunken; blau; schwer betrunken; sinnlos betrunken; stockbesoffen; stockbetrunken; völlig betrunken besoffen; blödsinnig; idiotisch
dronken besoffen; betrunken; blau; schwer betrunken; sinnlos betrunken; stockbesoffen; stockbetrunken; völlig betrunken
ladderzat benebelt; besoffen; betrunken; blau; schwer betrunken; schwerbetrunken; sinnlos betrunken; stockbesoffen; stockbetrunken; voll; völlig betrunken
laveloos benebelt; besoffen; betrunken; blau; schwerbetrunken; sinnlos betrunken; stockbesoffen; stockbetrunken; voll; völlig betrunken
smoordronken benebelt; besoffen; betrunken; blau; schwerbetrunken; sinnlos betrunken; stockbesoffen; stockbetrunken; voll; völlig betrunken
stomdronken benebelt; besoffen; betrunken; blau; schwerbetrunken; sinnlos betrunken; stockbesoffen; stockbetrunken; voll; völlig betrunken
straalbezopen benebelt; besoffen; betrunken; blau; schwerbetrunken; sinnlos betrunken; stockbesoffen; stockbetrunken; voll; völlig betrunken
teut angeheitert; angesäuselt; benebelt; berauscht; besoffen; besäuselt; betrunken; blau; duselig; schwer betrunken; stock besoffen; stock betrunken; voll; völlig betrunken
tipsy angeheitert; angesäuselt; benebelt; berauscht; besoffen; besäuselt; betrunken; blau; duselig; schwer betrunken; stock besoffen; stock betrunken; voll; völlig betrunken
zat besoffen; betrunken; blau; schwer betrunken; sinnlos betrunken; stockbesoffen; stockbetrunken; völlig betrunken mehr als genug; satt; voll
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
beneveld angeheitert; angesäuselt; benebelt; berauscht; besoffen; besäuselt; betrunken; blau; duselig; schwer betrunken; stock besoffen; stock betrunken; voll; völlig betrunken nebelig; unklar; verschwommen

Synoniemen voor "betrunken":


Wiktionary: betrunken

betrunken
adjective
  1. onder invloed van alcohol
Cross Translation:
FromToVia
• betrunken → dronken; zat; bezopen; beschonken; blauw ↔ drunk — intoxicated after drinking too much alcohol
• betrunken → beschonken; zat; dronken ↔ drunken — In the state of alcoholic intoxication
• betrunken → zat; dronken; gealcoholiseerd; bedronken ↔ intoxicated — stupefied by alcohol
• betrunken → beschonken; dronken; zat ↔ ivre — Qui a le cerveau troubler par l’effet des boissons fermenter, par l’alcool, etc.

betrunken vorm van betrinken:

betrinken werkwoord (betrinke, betrinkst, betrinkt, betrank, betrankt, betrunken)

  1. betrinken
    bedrinken
    • bedrinken werkwoord (bedrink, bedrinkt, bedronk, bedronken, bedronken)

Conjugations for betrinken:

Präsens
  1. betrinke
  2. betrinkst
  3. betrinkt
  4. betrinken
  5. betrinkt
  6. betrinken
Imperfekt
  1. betrank
  2. betrankst
  3. betrank
  4. betranken
  5. betrankt
  6. betranken
Perfekt
  1. habe betrunken
  2. hast betrunken
  3. hat betrunken
  4. haben betrunken
  5. habt betrunken
  6. haben betrunken
1. Konjunktiv [1]
  1. betrinke
  2. betrinkest
  3. betrinke
  4. betrinken
  5. betrinket
  6. betrinken
2. Konjunktiv
  1. betränke
  2. betränkest
  3. betränke
  4. betränken
  5. betränket
  6. betränken
Futur 1
  1. werde betrinken
  2. wirst betrinken
  3. wird betrinken
  4. werden betrinken
  5. werdet betrinken
  6. werden betrinken
1. Konjunktiv [2]
  1. würde betrinken
  2. würdest betrinken
  3. würde betrinken
  4. würden betrinken
  5. würdet betrinken
  6. würden betrinken
Diverses
  1. betrinke!
  2. betrinkt!
  3. betrinken Sie!
  5. betrunken
  6. betrinkend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor betrinken:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bedrinken betrinken

Synoniemen voor "betrinken":

  • besaufen; die Kante geben; einen hinter die Binde kippen; einen zur Brust nehmen; voll laufen lassen; zuschütten; trinken; bechern; ins Glas schauen; saufen; süppeln; zechen

Wiktionary: betrinken

betrinken
verb
  1. drinken met het doel zwaar dronken te worden

Verwante vertalingen van betrunken







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0358 seconde
Page rendered in 1.0 seconds