Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. dösig:
  2. Wiktionary:
    • dösig → duf


Duits

Uitgebreide vertaling voor dösig (Duits) in het Nederlands

dösig:

dösig bijvoeglijk naamwoord

  1. dösig (schläfrig; duselig; verschlafen; schlaftrunken)
    slaperig; versuft; lodderig; suffig; dommelig
  2. dösig (eintönig; langweilig; öde; fade; abgeschmackt)
    saai; eentonig; slaapverwekkend; monotoon
  3. dösig (betäubt; stumpfsinnig; duselig)
    soezerig; suf; geesteloos; mat; dof; versuft; daas
    • soezerig bijvoeglijk naamwoord
    • suf bijvoeglijk naamwoord
    • geesteloos bijvoeglijk naamwoord
    • mat bijvoeglijk naamwoord
    • dof bijvoeglijk naamwoord
    • versuft bijvoeglijk naamwoord
    • daas bijvoeglijk naamwoord
  4. dösig (duselig; schläfrig)
    soezig
    • soezig bijvoeglijk naamwoord
  5. dösig (duselig; schlaff; dumpf; betäubt; dumpfig)
    soezerig; doezelig; suf

Vertaal Matrix voor dösig:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
mat Fußmatte; Matte; Rasendecke; Setdeckchen; Unterlage; Untersetzer; Vorleger
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
daas betäubt; duselig; dösig; stumpfsinnig
doezelig betäubt; dumpf; dumpfig; duselig; dösig; schlaff
dof betäubt; duselig; dösig; stumpfsinnig beschlagen; blind; dumpf; dumpfig; farblos; flau; glanzlos; grau; hohl; matt; mattiert; nicht hell; schlaff; schlapp; schwach; stumpf; trüb; trübe
dommelig duselig; dösig; schlaftrunken; schläfrig; verschlafen
eentonig abgeschmackt; dösig; eintönig; fade; langweilig; öde blöd; doof; dumm; einförmig; eintönig; fade; fahl; geistlos; geisttötend; langweilig; schlafbringend; stumpfsinnig; öde
lodderig duselig; dösig; schlaftrunken; schläfrig; verschlafen
mat betäubt; duselig; dösig; stumpfsinnig abständlich; beschlagen; bleich; blind; dumpf; dumpfig; farblos; flau; freudlos; glanzlos; grau; hohl; kühl; lahm; lustlos; matt; mattiert; nicht hell; schlaff; schlapp; schwach; stumpf; träge; trüb; trübe; zurückhaltend
monotoon abgeschmackt; dösig; eintönig; fade; langweilig; öde einförmig; eintönig; fade; fahl; geistlos; geisttötend; langweilig; schlafbringend; öde
saai abgeschmackt; dösig; eintönig; fade; langweilig; öde beschwerlich; blöd; doof; dumm; einförmig; eintönig; fade; fahl; geistlos; geisttötend; hinderlich; langweilig; lästig; mies; mühsam; nicht abgelenkt; problematisch; sauer; schlafbringend; schwer; schwerlich; schwierig; stumpfsinnig; unangenehm; unbequem; öde
slaapverwekkend abgeschmackt; dösig; eintönig; fade; langweilig; öde einförmig; einschläfernd; eintönig; fade; fahl; geistlos; geisttötend; langweilig; schlafbringend; öde
slaperig duselig; dösig; schlaftrunken; schläfrig; verschlafen
soezerig betäubt; dumpf; dumpfig; duselig; dösig; schlaff; stumpfsinnig
suf betäubt; dumpf; dumpfig; duselig; dösig; schlaff; stumpfsinnig blöd; doof; dumm; dumpf; einförmig; eintönig; fade; fahl; geistlos; geisttötend; langweilig; moderig; muffig; schal; schlafbringend; stockig; stumpfsinnig; töricht; unvernünftig; unverständig; öde
suffig duselig; dösig; schlaftrunken; schläfrig; verschlafen
versuft betäubt; duselig; dösig; schlaftrunken; schläfrig; stumpfsinnig; verschlafen
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
geesteloos betäubt; duselig; dösig; stumpfsinnig blöd; doof; dumm; dusselig; dämlich; geistlos; geisttötend; kraftlos; leblos; schlaff; seelenlos; simpel; stumpf; stumpfsinnig; unbeseelt; ätzend
soezig duselig; dösig; schläfrig

Synoniemen voor "dösig":


Wiktionary: dösig

dösig
adjective
  1. slaperig