Overzicht


Duits

Uitgebreide vertaling voor darbieten (Duits) in het Nederlands

darbieten:

darbieten werkwoord (biete dar, bietest dar, bietet dar, bot dar, botet dar, dargeboten)

  1. darbieten (reichen; anbieten; bieten; präsentieren)
    aanbieden; geven; aanreiken
    • aanbieden werkwoord (bied aan, biedt aan, bood aan, boden aan, aangeboden)
    • geven werkwoord (geef, geeft, gaf, gaven, gegeven)
    • aanreiken werkwoord (reik aan, reikt aan, reikte aan, reikten aan, aangereikt)
  2. darbieten (sehen lassen; präsentieren; zeigen; )
    presenteren; laten zien; tonen; vertonen
    • presenteren werkwoord (presenteer, presenteert, presenteerde, presenteerden, gepresenteerd)
    • laten zien werkwoord (laat zien, liet zien, lieten zien, laten zien)
    • tonen werkwoord (toon, toont, toonde, toonden, getoond)
    • vertonen werkwoord (vertoon, vertoont, vertoonde, vertoonden, vertoond)
  3. darbieten (ausstellen; zur Schau stellen; vorzeigen; )
    tonen; tentoonstellen; uitstallen; etaleren
    • tonen werkwoord (toon, toont, toonde, toonden, getoond)
    • tentoonstellen werkwoord (stel tentoon, stelt tentoon, stelde tentoon, stelden tentoon, tentoongesteld)
    • uitstallen werkwoord (stal uit, stalt uit, stalde uit, stalden uit, uitgestald)
    • etaleren werkwoord (etaleer, etaleert, etaleerde, etaleerden, geëtaleerd)
  4. darbieten (präsentieren; vorzeigen; zeigen; )
    tonen; voorleggen; presenteren; laten zien; offreren; aanbieden
    • tonen werkwoord (toon, toont, toonde, toonden, getoond)
    • voorleggen werkwoord (leg voor, legt voor, legde voor, legden voor, voorgelegd)
    • presenteren werkwoord (presenteer, presenteert, presenteerde, presenteerden, gepresenteerd)
    • laten zien werkwoord (laat zien, liet zien, lieten zien, laten zien)
    • offreren werkwoord (offreer, offreert, offreerde, offreerden, geoffreerd)
    • aanbieden werkwoord (bied aan, biedt aan, bood aan, boden aan, aangeboden)
  5. darbieten (darstellen; figurieren; auftreten; aufführen)
    figureren
    • figureren werkwoord (figureer, figureert, figureerde, figureerden, gefigureerd)

Conjugations for darbieten:

Präsens
  1. biete dar
  2. bietest dar
  3. bietet dar
  4. bieten dar
  5. biett dar
  6. bieten dar
Imperfekt
  1. bot dar
  2. botest dar
  3. bot dar
  4. boten dar
  5. botet dar
  6. boten dar
Perfekt
  1. habe dargeboten
  2. hast dargeboten
  3. hat dargeboten
  4. haben dargeboten
  5. habt dargeboten
  6. haben dargeboten
1. Konjunktiv [1]
  1. biete dar
  2. bietest dar
  3. biete dar
  4. bieten dar
  5. bietet dar
  6. bieten dar
2. Konjunktiv
  1. böte dar
  2. bötest dar
  3. böte dar
  4. böten dar
  5. bötet dar
  6. böten dar
Futur 1
  1. werde darbieten
  2. wirst darbieten
  3. wird darbieten
  4. werden darbieten
  5. werdet darbieten
  6. werden darbieten
1. Konjunktiv [2]
  1. würde darbieten
  2. würdest darbieten
  3. würde darbieten
  4. würden darbieten
  5. würdet darbieten
  6. würden darbieten
Diverses
  1. biet dar!
  2. biett dar!
  3. bieten Sie dar!
  4. dargeboten
  5. darbietend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor darbieten:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
laten zien Demonstrieren; Vorführen
tonen Vormachen; Zeigen
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aanbieden anbieten; bieten; darbieten; feilbieten; präsentieren; reichen; vorführen; vorstellen; vorzeigen; zeigen anbieten; einreichen; offerieren; präsentieren; vorlegen
aanreiken anbieten; bieten; darbieten; präsentieren; reichen darreichen; hergeben; herumgeben; herüberreichen; hinhalten; hinüberreichen; reichen; überreichen
etaleren aushängen; ausstellen; darbieten; darstellen; vorführen; vorweisen; vorzeigen; zur Schau stellen
figureren aufführen; auftreten; darbieten; darstellen; figurieren
geven anbieten; bieten; darbieten; präsentieren; reichen ausstellen; austeilen; austragen; begünstigen; besorgen; bevorrechten; bevorzugen; darreichen; einflößen; eingeben; einreichen; einschenken; erweisen; geben; gießen; hergeben; herreichen; herumgeben; herüberreichen; hinhalten; hinüberreichen; ins Haus liefern; jemandem etwas verabreichen; liefern; reichen; schenken; senden; spenden; stiften; verabreichen; verehren; verordnen; verschenken; zustellen; überreichen
laten zien anbieten; aufweisen; belegen; beweisen; darbieten; erweisen; feilbieten; nachweisen; präsentieren; sehen lassen; vorführen; vorstellen; vorweisen; vorzeigen; zeigen hervor holen; hervor ziehen; hervorbringen; vorzeigen; zeigen; zeugen von; zum Vorschein bringen
offreren anbieten; darbieten; feilbieten; präsentieren; vorführen; vorstellen; vorzeigen; zeigen anbieten; offerieren; präsentieren
presenteren anbieten; aufweisen; belegen; beweisen; darbieten; erweisen; feilbieten; nachweisen; präsentieren; sehen lassen; vorführen; vorstellen; vorweisen; vorzeigen; zeigen anbieten; offerieren; präsentieren
tentoonstellen aushängen; ausstellen; darbieten; darstellen; vorführen; vorweisen; vorzeigen; zur Schau stellen ausstellen; präsentieren; vorführen; vorstellen; vorzeigen; zeigen; zur Schau stellen
tonen anbieten; aufweisen; aushängen; ausstellen; belegen; beweisen; darbieten; darstellen; erweisen; feilbieten; nachweisen; präsentieren; sehen lassen; vorführen; vorstellen; vorweisen; vorzeigen; zeigen; zur Schau stellen ausstellen; präsentieren; vorführen; vorzeigen; zeigen; zur Schau stellen
uitstallen aushängen; ausstellen; darbieten; darstellen; vorführen; vorweisen; vorzeigen; zur Schau stellen prunken; zeigen; zur Schau stellen
vertonen aufweisen; belegen; beweisen; darbieten; erweisen; nachweisen; präsentieren; sehen lassen; vorweisen; vorzeigen; zeigen ausstellen; präsentieren; vorführen; vorzeigen; zeigen; zur Schau stellen
voorleggen anbieten; darbieten; feilbieten; präsentieren; vorführen; vorstellen; vorzeigen; zeigen unterbreiten; vorlegen; vorsetzen; vorweisen

Synoniemen voor "darbieten":


Wiktionary: darbieten


Cross Translation:
FromToVia
darbieten benadrukken; oplichten; laten feature — ascribe the greatest importance