Duits

Uitgebreide vertaling voor dekoriert (Duits) in het Nederlands

dekoriert:

dekoriert bijvoeglijk naamwoord

  1. dekoriert (geschmückt; verziert)
    gedecoreerd; versierd
  2. dekoriert (verziert; geschmückt)
    opgetuigd; opgesierd

Vertaal Matrix voor dekoriert:

Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
gedecoreerd dekoriert; geschmückt; verziert
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
opgesierd dekoriert; geschmückt; verziert aufpoliert
opgetuigd dekoriert; geschmückt; verziert
versierd dekoriert; geschmückt; verziert

Synoniemen voor "dekoriert":


dekorieren:

dekorieren werkwoord (dekoriere, dekorierst, dekoriert, dekorierte, dekoriertet, dekoriert)

  1. dekorieren (verzieren; einkleiden)
    versieren; decoreren; aankleden; versieringen aanbrengen
    • versieren werkwoord (versier, versiert, versierde, versierden, versierd)
    • decoreren werkwoord (decoreer, decoreert, decoreerde, decoreerden, gedecoreerd)
    • aankleden werkwoord (kleed aan, kleedt aan, kleedde aan, kleedden aan, aangekleed)
  2. dekorieren (garnieren; gestalten; aufmachen; )
    versieren; afwerken; garneren; schotels garneren; opmaken; opsmukken
    • versieren werkwoord (versier, versiert, versierde, versierden, versierd)
    • afwerken werkwoord (werk af, werkt af, werkte af, werkten af, afgewerkt)
    • garneren werkwoord (garneer, garneert, garneerde, garneerden, gegarneerd)
    • schotels garneren werkwoord
    • opmaken werkwoord (maak op, maakt op, maakte op, maakten op, opgemaakt)
    • opsmukken werkwoord (smuk op, smukt op, smukte op, smukten op, opgesmukt)
  3. dekorieren (einen Orden verleihen; unterscheiden; zum Ritter schlagen; in den Ritterstand erheben)
    decoreren; onderscheiden; ridderen; een onderscheidingsteken geven
  4. dekorieren (feinmachen; schmücken; ausstaffieren; )
    verfraaien; opsmukken; zich mooi maken; verluchten; optuigen; opsieren; opschikken; tooien
    • verfraaien werkwoord (verfraai, verfraait, verfraaide, verfraaiden, verfraaid)
    • opsmukken werkwoord (smuk op, smukt op, smukte op, smukten op, opgesmukt)
    • zich mooi maken werkwoord
    • verluchten werkwoord (verlucht, verluchtte, verluchtten, verlucht)
    • optuigen werkwoord (tuig op, tuigt op, tuigde op, tuigden op, opgetuigd)
    • opsieren werkwoord (sier op, siert op, sierde op, sierden op, opgesierd)
    • opschikken werkwoord (schik op, schikt op, schikte op, schikten op, opgeschikt)
    • tooien werkwoord (tooi, tooit, tooide, tooiden, getooid)
  5. dekorieren (Unterschied machen; unterscheiden; unterschieden; auseinanderhalten; zum Ritter schlagen)
    onderscheiden; onderscheid maken
  6. dekorieren (herausputzen; ausstatten; schmücken; )
    zich uitmonsteren; optooien; zich uitdossen

Conjugations for dekorieren:

Präsens
  1. dekoriere
  2. dekorierst
  3. dekoriert
  4. dekorieren
  5. dekoriert
  6. dekorieren
Imperfekt
  1. dekorierte
  2. dekoriertest
  3. dekorierte
  4. dekorierten
  5. dekoriertet
  6. dekorierten
Perfekt
  1. habe dekoriert
  2. hast dekoriert
  3. hat dekoriert
  4. haben dekoriert
  5. habt dekoriert
  6. haben dekoriert
1. Konjunktiv [1]
  1. dekoriere
  2. dekorierest
  3. dekoriere
  4. dekorieren
  5. dekorieret
  6. dekorieren
2. Konjunktiv
  1. dekorierte
  2. dekoriertest
  3. dekorierte
  4. dekorierten
  5. dekoriertet
  6. dekorierten
Futur 1
  1. werde dekorieren
  2. wirst dekorieren
  3. wird dekorieren
  4. werden dekorieren
  5. werdet dekorieren
  6. werden dekorieren
1. Konjunktiv [2]
  1. würde dekorieren
  2. würdest dekorieren
  3. würde dekorieren
  4. würden dekorieren
  5. würdet dekorieren
  6. würden dekorieren
Diverses
  1. dekorier!
  2. dekoriert!
  3. dekorieren Sie!
  4. dekoriert
  5. dekorierend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor dekorieren:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aankleden Ankleiden; Anlegen; Anziehen
afwerken Absolvieren; Schlachten; Vollenden
decoreren Ausschmückung; Dekorieren
opmaken Redigieren; Zurechtmachen
opschikken Herausputzen
opsieren Aufschmücken; Ausschmückung; Dekorieren; Herausputzen
opsmukken Aufschmücken; Ausschmückung; Dekorieren
optuigen Schmücken
tooien Ausschmückung; Girlande; Verzierung
versieren Ausschmückung; Dekorieren; Girlande; Schmücken; Verzierung
versieringen aanbrengen Ausschmückung; Dekorieren
zich mooi maken Aufschmücken
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aankleden dekorieren; einkleiden; verzieren ankleiden; anlegen; anziehen; kleiden; sichanziehen
afwerken aufmachen; dekorieren; feinmachen; fertigmachen; fertigstellen; garnieren; gestalten; verzieren; vollenden; zieren abmachen; erledigen; fertig bringen
decoreren dekorieren; einen Orden verleihen; einkleiden; in den Ritterstand erheben; unterscheiden; verzieren; zum Ritter schlagen
een onderscheidingsteken geven dekorieren; einen Orden verleihen; in den Ritterstand erheben; unterscheiden; zum Ritter schlagen
garneren aufmachen; dekorieren; feinmachen; fertigmachen; fertigstellen; garnieren; gestalten; verzieren; vollenden; zieren
onderscheid maken Unterschied machen; auseinanderhalten; dekorieren; unterscheiden; unterschieden; zum Ritter schlagen
onderscheiden Unterschied machen; auseinanderhalten; dekorieren; einen Orden verleihen; in den Ritterstand erheben; unterscheiden; unterschieden; zum Ritter schlagen abstechen; anschauen; ansehen; auseinanderhalten; bemerken; bestimmen; betrachten; determinieren; ein Ehrezeichen geben; erkennen; feststellen; glänzen; glühen; gucken; hinausragen; hinausragenüber; leuchten; schauen; scheinen; sehen; sich hervortun; sich unterscheiden; sichauszeichnen; spiegeln; spielen; strahlen; unterscheiden; unterschieden; wahrnehmen; zu sehen bekommen
opmaken aufmachen; dekorieren; feinmachen; fertigmachen; fertigstellen; garnieren; gestalten; verzieren; vollenden; zieren Vorbereitungen treffen; anmalen; aufbrauchen; aufmachen; benutzen; gebrauchen; konsumieren; schminken; seineErsparnisseverprassen; verbrauchen; vergeuden; verprassen; verschwenden
opschikken aufmachen; aufpolieren; aufputzen; ausstaffieren; dekorieren; feinmachen; herausputzen; schminken; schmücken; verzieren
opsieren aufmachen; aufpolieren; aufputzen; ausstaffieren; dekorieren; feinmachen; herausputzen; schminken; schmücken; verzieren sich ausschmucken
opsmukken aufmachen; aufpolieren; aufputzen; ausstaffieren; dekorieren; feinmachen; fertigmachen; fertigstellen; garnieren; gestalten; herausputzen; schminken; schmücken; verzieren; vollenden; zieren anmalen; schminken; sich ausschmucken
optooien aufputzen; ausschmücken; ausstaffieren; ausstatten; dekorieren; herausputzen; schmücken
optuigen aufmachen; aufpolieren; aufputzen; ausstaffieren; dekorieren; feinmachen; herausputzen; schminken; schmücken; verzieren
ridderen dekorieren; einen Orden verleihen; in den Ritterstand erheben; unterscheiden; zum Ritter schlagen
schotels garneren aufmachen; dekorieren; feinmachen; fertigmachen; fertigstellen; garnieren; gestalten; verzieren; vollenden; zieren
tooien aufmachen; aufpolieren; aufputzen; ausstaffieren; dekorieren; feinmachen; herausputzen; schminken; schmücken; verzieren sich ausschmucken
verfraaien aufmachen; aufpolieren; aufputzen; ausstaffieren; dekorieren; feinmachen; herausputzen; schminken; schmücken; verzieren
verluchten aufmachen; aufpolieren; aufputzen; ausstaffieren; dekorieren; feinmachen; herausputzen; schminken; schmücken; verzieren
versieren aufmachen; dekorieren; einkleiden; feinmachen; fertigmachen; fertigstellen; garnieren; gestalten; verzieren; vollenden; zieren
versieringen aanbrengen dekorieren; einkleiden; verzieren
zich mooi maken aufmachen; aufpolieren; aufputzen; ausstaffieren; dekorieren; feinmachen; herausputzen; schminken; schmücken; verzieren sich ausschmucken
zich uitdossen aufputzen; ausschmücken; ausstaffieren; ausstatten; dekorieren; herausputzen; schmücken
zich uitmonsteren aufputzen; ausschmücken; ausstaffieren; ausstatten; dekorieren; herausputzen; schmücken
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
onderscheiden mannigfach; mannigfaltig; unterschiedlich; verschieden; verschiedenartig

Synoniemen voor "dekorieren":


Wiktionary: dekorieren

dekorieren
verb
  1. meubileren, van toebehoor of uitbreiding voorzien
  2. methoden en technieken gebruikt om bouwwerken, meubels of andere objecten te verfraaien

Cross Translation:
FromToVia
dekorieren opsmukken; sieren; decoreren decorate — to furnish with decorations
dekorieren volhangen; behangen hang — to decorate (something) with hanging objects
dekorieren decoreren; sieren; opsieren; tooien; uitdossen; versieren; ridderen; onderscheiden décorerorner, parer, parler d’ornements d’architecture, de peinture, de sculpture.