Home ->Woordenboeken ->Duits/Nederlands ->Vertaal durchnehmen

Vertaal durchnehmen van Duits naar Nederlands

Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. durchnehmen:

Duits

Uitgebreide vertaling voor durchnehmen (Duits) in het Nederlands

durchnehmen:

durchnehmen werkwoord (nehme durch, nimmst durch, nimmt durch, nahm durch, nahmt durch, durchgenommen)

  1. durchnehmen
    doornemen
    • doornemen werkwoord (neem door, neemt door, nam door, namen door, doorgenomen)
  2. durchnehmen (besprechen; durchsprechen; diskutieren; )
    bespreken; bediscussiëren; doorspreken; praten over; bepraten; doorpraten
    • bespreken werkwoord (bespreek, bespreekt, besprak, bespraken, besproken)
    • bediscussiëren werkwoord
    • doorspreken werkwoord (spreek door, spreekt door, sprak door, spraken door, doorgesproken)
    • praten over werkwoord
    • bepraten werkwoord (bepraat, bepraatte, bepraatten, bepraat)
    • doorpraten werkwoord (praat door, praatte door, praatten door, doorgepraat)
  3. durchnehmen (reagieren auf; erörtern; ansprechen)
    reageren op; erop ingaan; ingaan op
    • reageren op werkwoord
    • erop ingaan werkwoord (ga erop in, gaat erop in, ging erop in, gingen erop in, erop ingegaan)
    • ingaan op werkwoord (ga in op, gaat in op, ging in op, gingen in op, ingegaan op)
  4. durchnehmen (über etwas sprechen; besprechen; bereden; erörtern)
    onderwerp behandelen; spreken over

Conjugations for durchnehmen:

Präsens
  1. nehme durch
  2. nimmst durch
  3. nimmt durch
  4. nehmen durch
  5. nehmt durch
  6. nehmen durch
Imperfekt
  1. nahm durch
  2. nahmst durch
  3. nahm durch
  4. nahmen durch
  5. nahmt durch
  6. nahmen durch
Perfekt
  1. habe durchgenommen
  2. hast durchgenommen
  3. hat durchgenommen
  4. haben durchgenommen
  5. habt durchgenommen
  6. haben durchgenommen
1. Konjunktiv [1]
  1. nehme durch
  2. nehmest durch
  3. nehme durch
  4. nehmen durch
  5. nehmet durch
  6. nehmen durch
2. Konjunktiv
  1. nähme durch
  2. nähmest durch
  3. nähme durch
  4. nähmen durch
  5. nähmet durch
  6. nähmen durch
Futur 1
  1. werde durchnehmen
  2. wirst durchnehmen
  3. wird durchnehmen
  4. werden durchnehmen
  5. werdet durchnehmen
  6. werden durchnehmen
1. Konjunktiv [2]
  1. würde durchnehmen
  2. würdest durchnehmen
  3. würde durchnehmen
  4. würden durchnehmen
  5. würdet durchnehmen
  6. würden durchnehmen
Diverses
  1. nehm durch!
  2. nehmt durch!
  3. nehmen Sie durch!
  5. durchgenommen
  6. durchnehmend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor durchnehmen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bespreken Besprechen; Sprechen über
spreken over Besprechen; Sprechen über
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bediscussiëren ansprechen; beanstanden; beraten; bereden; besprechen; beurteilen; debattieren; diskutieren; durchdiskutieren; durchnehmen; durchsprechen; erörtern
bepraten ansprechen; beanstanden; beraten; bereden; besprechen; beurteilen; debattieren; diskutieren; durchdiskutieren; durchnehmen; durchsprechen; erörtern
bespreken ansprechen; beanstanden; beraten; bereden; besprechen; beurteilen; debattieren; diskutieren; durchdiskutieren; durchnehmen; durchsprechen; erörtern ein Reis buchen; ein Reis reservieren
doornemen durchnehmen
doorpraten ansprechen; beanstanden; beraten; bereden; besprechen; beurteilen; debattieren; diskutieren; durchdiskutieren; durchnehmen; durchsprechen; erörtern weiterreden; weitersprechen
doorspreken ansprechen; beanstanden; beraten; bereden; besprechen; beurteilen; debattieren; diskutieren; durchdiskutieren; durchnehmen; durchsprechen; erörtern beraten; bereden; durchdiskutieren; durchsprechen; konsultieren
erop ingaan ansprechen; durchnehmen; erörtern; reagieren auf
ingaan op ansprechen; durchnehmen; erörtern; reagieren auf
onderwerp behandelen bereden; besprechen; durchnehmen; erörtern; über etwas sprechen
praten over ansprechen; beanstanden; beraten; bereden; besprechen; beurteilen; debattieren; diskutieren; durchdiskutieren; durchnehmen; durchsprechen; erörtern
reageren op ansprechen; durchnehmen; erörtern; reagieren auf
spreken over bereden; besprechen; durchnehmen; erörtern; über etwas sprechen







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0704 seconde
Page rendered in 1.0 seconds