Duits

Uitgebreide vertaling voor einkreisen (Duits) in het Nederlands

einkreisen:

einkreisen werkwoord (kreise ein, kreisst ein, kreist ein, kreiste ein, kreistet ein, eingekreist)

  1. einkreisen
    omsingelen; omcirkelen; omsluiten
    • omsingelen werkwoord (omsingel, omsingelt, omsingelde, omsingelden, omsingeld)
    • omcirkelen werkwoord (omcirkel, omcirkelt, omcirkelde, omcirkelden, omcirkeld)
    • omsluiten werkwoord (omsluit, omsloot, omsloten, omsloten)
  2. einkreisen (umkreisen; herumfahren)
    omcirkelen; draaien om
    • omcirkelen werkwoord (omcirkel, omcirkelt, omcirkelde, omcirkelden, omcirkeld)
    • draaien om werkwoord (draai om, draait om, draaide om, draaiden om, gedraaid om)
  3. einkreisen (ein Kreis zechnen; umkreisen; herumfahren)
    een cirkel tekenen om; omcirkelen
  4. einkreisen (umspannen; überspannen; herumreichen)
    omspannen; overspannen; met gespannen voorwerp omsluiten
  5. einkreisen (umschließen; einschließen; umfassen; )
    omsingelen; omsluiten; insluiten
    • omsingelen werkwoord (omsingel, omsingelt, omsingelde, omsingelden, omsingeld)
    • omsluiten werkwoord (omsluit, omsloot, omsloten, omsloten)
    • insluiten werkwoord (sluit in, sloot in, sloten in, ingesloten)
  6. einkreisen (einkapseln; umfassen; umziehen; )
    omtrekken
    • omtrekken werkwoord (trek om, trekt om, trok om, trokken om, omgetrokken)
  7. einkreisen (hinzufügen; einschließen; beifügen; )
    toevoegen; bijvoegen; insluiten; bijsluiten
    • toevoegen werkwoord (voeg toe, voegt toe, voegde toe, voegden toe, toegevoegd)
    • bijvoegen werkwoord (voeg bij, voegt bij, voegde bij, voegden bij, bijgevoegd)
    • insluiten werkwoord (sluit in, sloot in, sloten in, ingesloten)
    • bijsluiten werkwoord

Conjugations for einkreisen:

Präsens
  1. kreise ein
  2. kreisst ein
  3. kreist ein
  4. kreisen ein
  5. kreist ein
  6. kreisen ein
Imperfekt
  1. kreiste ein
  2. kreistest ein
  3. kreiste ein
  4. kreisten ein
  5. kreistet ein
  6. kreisten ein
Perfekt
  1. habe eingekreist
  2. hast eingekreist
  3. hat eingekreist
  4. haben eingekreist
  5. habt eingekreist
  6. haben eingekreist
1. Konjunktiv [1]
  1. kreise ein
  2. kreisest ein
  3. kreise ein
  4. kreisen ein
  5. kreiset ein
  6. kreisen ein
2. Konjunktiv
  1. kreiste ein
  2. kreistest ein
  3. kreiste ein
  4. kreisten ein
  5. kreistet ein
  6. kreisten ein
Futur 1
  1. werde einkreisen
  2. wirst einkreisen
  3. wird einkreisen
  4. werden einkreisen
  5. werdet einkreisen
  6. werden einkreisen
1. Konjunktiv [2]
  1. würde einkreisen
  2. würdest einkreisen
  3. würde einkreisen
  4. würden einkreisen
  5. würdet einkreisen
  6. würden einkreisen
Diverses
  1. kreis ein!
  2. kreist ein!
  3. kreisen Sie ein!
  4. eingekreist
  5. einkreisend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor einkreisen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bijvoegen Aneinanderreihen; Anfügen
toevoegen Aneinanderreihen; Anfügen
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bijsluiten anfügen; beifügen; beilegen; beschränken; bestreichen; blockieren; eindeichen; eindämmen; einhegen; einkapseln; einkreisen; einpferchen; einschließen; einschränken; einsperren; einsäumen; enthalten; erfassen; hinzufügen; schließen; umfassen; umschließen; umziehen; verkapseln anfügen; beifügen; beigeben; beilegen; beimischen; beisetzen; hineintun; hinzufügen; hinzulegen; hinzumengen; hinzumischen; zufügen; zugeben; zulegen
bijvoegen anfügen; beifügen; beilegen; beschränken; bestreichen; blockieren; eindeichen; eindämmen; einhegen; einkapseln; einkreisen; einpferchen; einschließen; einschränken; einsperren; einsäumen; enthalten; erfassen; hinzufügen; schließen; umfassen; umschließen; umziehen; verkapseln anfügen; anschließen; beifügen; beigeben; beilegen; beimischen; beisetzen; hineintun; hinzufügen; hinzulegen; hinzumengen; hinzumischen; zufügen; zugeben; zulegen
draaien om einkreisen; herumfahren; umkreisen
een cirkel tekenen om ein Kreis zechnen; einkreisen; herumfahren; umkreisen
insluiten anfügen; beifügen; beilegen; beschränken; bestreichen; blockieren; eindeichen; eindämmen; einhegen; einkapseln; einkreisen; einpferchen; einrahmen; einschließen; einschränken; einsperren; einsäumen; enthalten; erfassen; hinzufügen; schließen; umfassen; umringen; umschließen; umziehen; verkapseln einbetten
met gespannen voorwerp omsluiten einkreisen; herumreichen; umspannen; überspannen
omcirkelen ein Kreis zechnen; einkreisen; herumfahren; umkreisen
omsingelen einhegen; einkreisen; einpferchen; einrahmen; einschließen; einsäumen; umfassen; umringen; umschließen
omsluiten einhegen; einkreisen; einpferchen; einrahmen; einschließen; einsäumen; umfassen; umringen; umschließen
omspannen einkreisen; herumreichen; umspannen; überspannen mit den Händen umfassen; umfassen; umschließen; umspannen
omtrekken einkapseln; einkreisen; enthalten; erfassen; umfassen; umschließen; umziehen
overspannen einkreisen; herumreichen; umspannen; überspannen
toevoegen anfügen; beifügen; beilegen; beschränken; bestreichen; blockieren; eindeichen; eindämmen; einhegen; einkapseln; einkreisen; einpferchen; einschließen; einschränken; einsperren; einsäumen; enthalten; erfassen; hinzufügen; schließen; umfassen; umschließen; umziehen; verkapseln anfügen; beifügen; beigeben; beilegen; beimischen; beisetzen; hineintun; hinzufügen; hinzulegen; hinzumengen; hinzumischen; hinzuzählen; komplettieren; mitrechnen; mitzählen; vervollständigen; zufügen; zugeben; zulegen
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
overspannen überarbeitet; überreizt; überspannt

Synoniemen voor "einkreisen":


Wiktionary: einkreisen


Cross Translation:
FromToVia
einkreisen omcirkelen circle — surround
einkreisen omcirkelen circle — place or mark a circle around