Ersticken in het Nederlands vertaald uit het Duits

Overzicht

Duits naar Nederlands: Meer gegevens...

ersticken:
- verstikken; doven; smoren; uitblussen; uitdoven
Wiktionary:
- ersticken → smoren, stikken, verstikken
- ersticken → verstikken, stikken, uitdoven, neerslaan, onderdrukken, smoren, verkroppen

Duits

Uitgebreide vertaling voor ersticken (Duits) in het Nederlands

ersticken (erwürgen)
verstikken
- verstikken werkwoord (verstik, verstikt, verstikte, verstikten, verstikt)
ersticken (ablöschen; erlöschen; löschen; ausschalten; schmoren; ausmachen; auslöschen)
doven; smoren; uitblussen; uitdoven
- doven werkwoord (doof, dooft, doofde, doofden, gedoofd)
- smoren werkwoord (smoor, smoort, smoorde, smoorden, gesmoord)
- uitblussen werkwoord
- uitdoven werkwoord (doof uit, dooft uit, doofde uit, doofden uit, uitgedoofd)

Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
doven	ablöschen; auslöschen; ausmachen; ausschalten; erlöschen; ersticken; löschen; schmoren	ablöschen; auslöschen; erlöschen; löschen
smoren	ablöschen; auslöschen; ausmachen; ausschalten; erlöschen; ersticken; löschen; schmoren	brodeln; brutzeln; dämpfen; jemanden erdrosseln; jemanden ersticken; jemanden erwürgen; leise kochen; pruzeln; schmoren
uitblussen	ablöschen; auslöschen; ausmachen; ausschalten; erlöschen; ersticken; löschen; schmoren	ablöschen; auslöschen; erlöschen; löschen
uitdoven	ablöschen; auslöschen; ausmachen; ausschalten; erlöschen; ersticken; löschen; schmoren	ablöschen; auslöschen; erlöschen; löschen
verstikken	ersticken; erwürgen

ersticken

verb

Cross Translation:

From	To	Via
• ersticken	→ verstikken	↔ choke — be unable to breathe because of obstruction of the windpipe
• ersticken	→ stikken	↔ smother — to suffocate
• ersticken	→ uitdoven	↔ smother — to extinguish or deaden
• ersticken	→ stikken	↔ stifle — to die of suffocation
• ersticken	→ neerslaan; onderdrukken; smoren; verkroppen; verstikken	↔ suffoquer — étouffer, faire perdre la respiration ou rendre la respiration difficile; il se dit ordinairement du manque de respiration qui arriver par quelque cause intérieure ou par l’effet de quelque vapeur nuisible.
• ersticken	→ neerslaan; onderdrukken; smoren; verkroppen; verstikken	↔ étouffer — Faire mourir en arrêter la respiration.