Duits

Uitgebreide vertaling voor explodieren (Duits) in het Nederlands

explodieren:

explodieren werkwoord (explodiere, explodierst, explodiert, explodierte, explodiertet, explodiert)

  1. explodieren (platzen)
    ontploffen; exploderen; springen; uit elkaar springen; uit elkaar spatten; klappen
    • ontploffen werkwoord (ontplof, ontploft, ontplofte, ontploften, ontploft)
    • exploderen werkwoord (explodeer, explodeert, explodeerde, explodeerden, geëxplodeerd)
    • springen werkwoord (spring, springt, sprong, sprongen, gesprongen)
    • uit elkaar springen werkwoord (spring uit elkaar, springt uit elkaar, sprong uit elkaar, sprongen uit elkaar, uit elkaar gesprongen)
    • uit elkaar spatten werkwoord (spat uit elkaar, spatte uit elkaar, spatten uit elkaar, uit elkaar gespat)
    • klappen werkwoord (klap, klapt, klapte, klapten, geklapt)
  2. explodieren (springen; bersten; zerspringen)
    ontploffen; uit elkaar spatten; springen; uit elkaar springen; ploffen
    • ontploffen werkwoord (ontplof, ontploft, ontplofte, ontploften, ontploft)
    • uit elkaar spatten werkwoord (spat uit elkaar, spatte uit elkaar, spatten uit elkaar, uit elkaar gespat)
    • springen werkwoord (spring, springt, sprong, sprongen, gesprongen)
    • uit elkaar springen werkwoord (spring uit elkaar, springt uit elkaar, sprong uit elkaar, sprongen uit elkaar, uit elkaar gesprongen)
    • ploffen werkwoord (plof, ploft, plofte, ploften, geploft)
  3. explodieren (zerspringen; bersten; platzen)
    aan stukken springen
    • aan stukken springen werkwoord (spring aan stukken, springt aan stukken, sprong aan stukken, aan stukken gesprongen)
  4. explodieren (hinfallen; platzen; zusammenbrechen; )
    ploffen; neerploffen
    • ploffen werkwoord (plof, ploft, plofte, ploften, geploft)
    • neerploffen werkwoord (plof neer, ploft neer, plofte neer, ploften neer, neergeploft)

Conjugations for explodieren:

Präsens
  1. explodiere
  2. explodierst
  3. explodiert
  4. explodieren
  5. explodiert
  6. explodieren
Imperfekt
  1. explodierte
  2. explodiertest
  3. explodierte
  4. explodierten
  5. explodiertet
  6. explodierten
Perfekt
  1. bin explodiert
  2. bist explodiert
  3. ist explodiert
  4. sind explodiert
  5. seid explodiert
  6. sind explodiert
1. Konjunktiv [1]
  1. explodiere
  2. explodierest
  3. explodiere
  4. explodieren
  5. explodieret
  6. explodieren
2. Konjunktiv
  1. explodierete
  2. explodieretest
  3. explodierete
  4. explodiereten
  5. explodieretet
  6. explodiereten
Futur 1
  1. werde explodieren
  2. wirst explodieren
  3. wird explodieren
  4. werden explodieren
  5. werdet explodieren
  6. werden explodieren
1. Konjunktiv [2]
  1. würde explodieren
  2. würdest explodieren
  3. würde explodieren
  4. würden explodieren
  5. würdet explodieren
  6. würden explodieren
Diverses
  1. explodiere!
  2. explodiert!
  3. explodieren Sie!
  4. explodiert
  5. explodierend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor explodieren:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
klappen Applaus; Beifall; Knallen; Schläge
ploffen Explodieren; Plumpsen
springen Absprung; Hinabspringen; Runterspringen; Springen
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aan stukken springen bersten; explodieren; platzen; zerspringen
exploderen explodieren; platzen auflösen
klappen explodieren; platzen applaudieren; ausdrücken; babbeln; bemerken; berichten; deklamieren; eine Aussage machen; erzählen; faseln; herumerzählen; klatschen; kommunizieren; konversieren; petzen; plappern; plaudern; quasseln; quatschen; reden; sagen; schwatzen; schwätzen; sprechen; tratschen; weitererzählen; äußern
neerploffen explodieren; hineinfallen; hinfallen; platzen; plumpsen; waten; zusammenbrechen
ontploffen bersten; explodieren; platzen; springen; zerspringen
ploffen bersten; explodieren; hineinfallen; hinfallen; platzen; plumpsen; springen; waten; zerspringen; zusammenbrechen
springen bersten; explodieren; platzen; springen; zerspringen aufspringen; einen Sprung machen; hinabspringen; hinunterspringen; springen
uit elkaar spatten bersten; explodieren; platzen; springen; zerspringen
uit elkaar springen bersten; explodieren; platzen; springen; zerspringen

Synoniemen voor "explodieren":


Wiktionary: explodieren

explodieren
verb
  1. (ergatief) door een schei- of natuurkundige reactie bijzonder snel en met een grote kracht uiteenspatten

Cross Translation:
FromToVia
explodieren springen; ontploffen blow — to explode
explodieren opblazen explode — to create an explosion
explodieren ontploffen; exploderen explode — to explode (intransitive)
explodieren exploderen; losbarsten; ontploffen; springen; uitbarsten exploserfaire explosion.

Verwante vertalingen van explodieren