Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. für:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor für (Duits) in het Nederlands

für:

für bijvoeglijk naamwoord

  1. für (zu)
    à
    • à bijvoeglijk naamwoord
  2. für (wofür; warum; wozu; )
    waartoe
  3. für (wonach; wofür; warum; wieso; wozu)
    waarvoor dan ook
  4. für
    voor
    • voor bijvoeglijk naamwoord

für

  1. für (pro)

Vertaal Matrix voor für:

BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
waartoe für; nach; warum; wieso; wofür; wonach; wozu; zu
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
pro für; pro
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
voor für bevor; davor; dazu; ehe; vor; vorn
waarvoor dan ook für; warum; wieso; wofür; wonach; wozu
à für; zu

Synoniemen voor "für":

  • z. Hd.; zu Händen
  • für jedes; je; pro
  • an Stelle; anstatt; anstelle; sondern; statt; statt dessen; stattdessen; zugunsten
  • zu Gunsten von; zum Besten von; zum Vorteil von
  • bei; im Kontext; im Rahmen; im Zuge; im Zusammenhang

Wiktionary: für

für
  1. mit Akkusativ: etwas oder jemand ist an etwas jemanden gerichtet, bestimmt, zugeordnet
für
preposition
  1. ten behoeve van, ten gunste van

Cross Translation:
FromToVia
für voor for — directed at, intended to belong to
für voor for — supporting
für voor pour — Au motif de, dans le but de, afin de, à destination de
für voor pour — En faveur de, en vue de la défense de

Verwante vertalingen van für