Duits

Uitgebreide vertaling voor festnehmen (Duits) in het Nederlands

festnehmen:

festnehmen werkwoord (nehme fest, nimmst fest, nimmt fest, nahm fest, nahmt fest, festgenommen)

  1. festnehmen (verhaften; fesseln; einsperren)
    gevangennemen; aanhouden; vatten; arresteren; in hechtenis nemen; oppakken; inrekenen
    • gevangennemen werkwoord
    • aanhouden werkwoord (houd aan, houdt aan, hield aan, hielden aan, aangehouden)
    • vatten werkwoord (vat, vatte, vatten, gevat)
    • arresteren werkwoord (arresteer, arresteert, arresteerde, arresteerden, gearresteerd)
    • in hechtenis nemen werkwoord (neem in hechtenis, neemt in hechtenis, nam in hechtenis, namen in hechtenis, in hechtenis genomen)
    • oppakken werkwoord (pak op, pakt op, pakte op, pakten op, opgepakt)
    • inrekenen werkwoord (reken in, rekent in, rekende in, rekenden in, ingerekend)
  2. festnehmen (ergreifen; packen; greifen; )
    grijpen; pakken; vangen; verstrikken; vatten; klauwen
    • grijpen werkwoord (grijp, grijpt, greep, grepen, gegrepen)
    • pakken werkwoord (pak, pakt, pakte, pakten, gepakt)
    • vangen werkwoord (vang, vangt, ving, vingen, gevangen)
    • verstrikken werkwoord (verstrik, verstrikt, verstrikte, verstrikten, verstrikt)
    • vatten werkwoord (vat, vatte, vatten, gevat)
    • klauwen werkwoord (klauw, klauwt, klauwde, klauwden, geklauwd)
  3. festnehmen (in Ketten legen)
    handboeien omdoen; ketenen; in de boeien slaan
    • handboeien omdoen werkwoord (doe handboeien om, doet handboeien om, deed handboeien om, deden handboeien om, handboeien omgedaan)
    • ketenen werkwoord (keten, ketent, ketende, ketenden, geketend)
    • in de boeien slaan werkwoord (sla in de boeien, slaat in de boeien, sloeg in de boeien, sloegen in de boeien, in de boeien geslagen)
  4. festnehmen (Abnormal intrigieren; grabbeln; backen; )
    obsederen
    • obsederen werkwoord (obsedeer, obsedeert, obsedeerde, obsedeerden, geobsedeerd)

Conjugations for festnehmen:

Präsens
  1. nehme fest
  2. nimmst fest
  3. nimmt fest
  4. nehmen fest
  5. nehmt fest
  6. nehmen fest
Imperfekt
  1. nahm fest
  2. nahmst fest
  3. nahm fest
  4. nahmen fest
  5. nahmt fest
  6. nahmen fest
Perfekt
  1. habe festgenommen
  2. hast festgenommen
  3. hat festgenommen
  4. haben festgenommen
  5. habt festgenommen
  6. haben festgenommen
1. Konjunktiv [1]
  1. festnehme
  2. festnehmest
  3. festnehme
  4. festnehmen
  5. festnehmet
  6. festnehmen
2. Konjunktiv
  1. festnähme
  2. festnähmest
  3. festnähme
  4. festnähmen
  5. festnähmet
  6. festnähmen
Futur 1
  1. werde festnehmen
  2. wirst festnehmen
  3. wird festnehmen
  4. werden festnehmen
  5. werdet festnehmen
  6. werden festnehmen
1. Konjunktiv [2]
  1. würde festnehmen
  2. würdest festnehmen
  3. würde festnehmen
  4. würden festnehmen
  5. würdet festnehmen
  6. würden festnehmen
Diverses
  1. nimm fest!
  2. nehmt fest!
  3. nehmen Sie fest!
  4. festgenommen
  5. festnehmend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor festnehmen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aanhouden Ausdauer; Beharrlichkeit; Beharrung; Standhaftigkeit; Standhalten; Zähigkeit
arresteren Arestieren
grijpen Arestieren
ketenen Fessel
vatten Begreifen
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aanhouden einsperren; fesseln; festnehmen; verhaften andauern; andringen; anhalten; durchgehen; durchsetzen; erfassen; ergreifen; fassen; fortdauern; fortfahren; fortführen; fortgehen; fortsetzen; fortwähren; greifen; kontinuieren; standhalten; verfolgen; verhaften; weitergehen; weiterlaufen; währen
arresteren einsperren; fesseln; festnehmen; verhaften erfassen; ergreifen; fassen; greifen; verhaften
gevangennemen einsperren; fesseln; festnehmen; verhaften erfassen; ergreifen; fassen; greifen; verhaften
grijpen abfangen; eingreifen; einpacken; erfassen; ergreifen; erhaschen; erwischen; fangen; fassen; festnehmen; greifen; kriegen; packen; verhaften; verwickeln; überlisten anfassen; anpacken; begreifen; fassen; festgreifen; festhalten; grapschen; greifen; klemmen; krallen; packen; wegkappern; zugreifen; zulangen
handboeien omdoen festnehmen; in Ketten legen
in de boeien slaan festnehmen; in Ketten legen
in hechtenis nemen einsperren; fesseln; festnehmen; verhaften
inrekenen einsperren; fesseln; festnehmen; verhaften erfassen; ergreifen; fassen; greifen; verhaften
ketenen festnehmen; in Ketten legen aneinanderreihen; ketten; verketten
klauwen abfangen; eingreifen; einpacken; erfassen; ergreifen; erhaschen; erwischen; fangen; fassen; festnehmen; greifen; kriegen; packen; verhaften; verwickeln; überlisten
obsederen Abnormal intrigieren; ausspielen; backen; ballen; eingreifen; einpacken; erfassen; ergreifen; erhaschen; erobern; erwischen; fangen; fassen; faszinieren; fesseln; festnehmen; gehen; grabbeln; greifen; hervorholen; intrigieren; kappen; knutschen; kriegen; packen; schmieden; verhaften
oppakken einsperren; fesseln; festnehmen; verhaften ansammeln; aufheben; auflesen; aufnehmen; aufsammeln; erfassen; ergreifen; fassen; greifen; verhaften; versammeln; zusammentragen
pakken abfangen; eingreifen; einpacken; erfassen; ergreifen; erhaschen; erwischen; fangen; fassen; festnehmen; greifen; kriegen; packen; verhaften; verwickeln; überlisten anwenden; bekommen; benutzen; erfassen; gebrauchen; handhaben; hantieren; holen; nehmen; packen; verwenden
vangen abfangen; eingreifen; einpacken; erfassen; ergreifen; erhaschen; erwischen; fangen; fassen; festnehmen; greifen; kriegen; packen; verhaften; verwickeln; überlisten abfangen; bestricken; etwas bekommen; fesseln; grabbeln; greifen; hervorholen
vatten abfangen; eingreifen; einpacken; einsperren; erfassen; ergreifen; erhaschen; erwischen; fangen; fassen; fesseln; festnehmen; greifen; kriegen; packen; verhaften; verwickeln; überlisten anpacken; begreifen; fassen; festgreifen; greifen; packen
verstrikken abfangen; eingreifen; einpacken; erfassen; ergreifen; erhaschen; erwischen; fangen; fassen; festnehmen; greifen; kriegen; packen; verhaften; verwickeln; überlisten

Synoniemen voor "festnehmen":


Wiktionary: festnehmen

festnehmen
verb
  1. arresteren
  2. van overheidswege in hechtenis nemen
  3. iemand gevangen nemen
  4. vastgrijpen

Cross Translation:
FromToVia
festnehmen aanhouden; arresteren; in hechtenis nemen; oppakken; vatten arrest — to take into legal custody