Overzicht


Duits

Uitgebreide vertaling voor florieren (Duits) in het Nederlands

florieren:

florieren werkwoord (floriere, florierst, floriert, florierte, floriertet, floriert)

  1. florieren (blühen; gedeihen)
    bloeien; goed lopen; floreren
    • bloeien werkwoord (bloei, bloeit, bloeide, bloeiden, gebloeid)
    • goed lopen werkwoord (loop goed, loopt goed, liep goed, liepen goed, goed gelopen)
    • floreren werkwoord (floreer, floreert, floreerde, floreerden, gefloreerd)
  2. florieren (gedeihen; blühen)
    het goed maken; goed gaan
  3. florieren (flächen; egalisieren; polieren; )
    egaliseren; gelijkmaken; effenen; gladmaken
    • egaliseren werkwoord (egaliseer, egaliseert, egaliseerde, egaliseerden, geëgaliseerd)
    • gelijkmaken werkwoord (maak gelijk, maakt gelijk, maakte gelijk, maakten gelijk, gelijk gemaakt)
    • effenen werkwoord (effen, effent, effende, effenden, geëffend)
    • gladmaken werkwoord (maak glad, maakt glad, maakte glad, maakten glad, gladgemaakt)
  4. florieren (bis Hochkonjunktur kommen; blühen; gedeihen)
    tot hoogconjunctuur komen; bloeien

Conjugations for florieren:

Präsens
  1. floriere
  2. florierst
  3. floriert
  4. florieren
  5. floriert
  6. florieren
Imperfekt
  1. florierte
  2. floriertest
  3. florierte
  4. florierten
  5. floriertet
  6. florierten
Perfekt
  1. habe floriert
  2. hast floriert
  3. hat floriert
  4. haben floriert
  5. habt floriert
  6. haben floriert
1. Konjunktiv [1]
  1. floriere
  2. florierest
  3. floriere
  4. florieren
  5. florieret
  6. florieren
2. Konjunktiv
  1. florierte
  2. floriertest
  3. florierte
  4. florierten
  5. floriertet
  6. florierten
Futur 1
  1. werde florieren
  2. wirst florieren
  3. wird florieren
  4. werden florieren
  5. werdet florieren
  6. werden florieren
1. Konjunktiv [2]
  1. würde florieren
  2. würdest florieren
  3. würde florieren
  4. würden florieren
  5. würdet florieren
  6. würden florieren
Diverses
  1. floriere!
  2. floriert!
  3. florieren Sie!
  4. floriert
  5. florierend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor florieren:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
gelijkmaken Angleichen; Assimilieren; Ebnen; Nivellieren
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bloeien bis Hochkonjunktur kommen; blühen; florieren; gedeihen
effenen ausbügeln; ausstreichen; bügeln; ebnen; egalisieren; florieren; flächen; funkeln; glatthobeln; glimmen; glitzern; glätten; polieren; schaben; schimmern; schleifen; schlichten; schmirgeln abplatten; ausstreichen; ebnen; egalisieren; glätten
egaliseren ausbügeln; ausstreichen; bügeln; ebnen; egalisieren; florieren; flächen; funkeln; glatthobeln; glimmen; glitzern; glätten; polieren; schaben; schimmern; schleifen; schlichten; schmirgeln ausstreichen; ebnen; egalisieren; glätten
floreren blühen; florieren; gedeihen
gelijkmaken ausbügeln; ausstreichen; bügeln; ebnen; egalisieren; florieren; flächen; funkeln; glatthobeln; glimmen; glitzern; glätten; polieren; schaben; schimmern; schleifen; schlichten; schmirgeln ausgleichen; ebnen; egalisieren; nivellieren
gladmaken ausbügeln; ausstreichen; bügeln; ebnen; egalisieren; florieren; flächen; funkeln; glatthobeln; glimmen; glitzern; glätten; polieren; schaben; schimmern; schleifen; schlichten; schmirgeln abscheuern; aufpolieren; ausrüsten; feilen; glattstreichen; glätten; herausputzen; polieren; schaben; scheuern; schleifen; schlichten; schmirgeln
goed gaan blühen; florieren; gedeihen
goed lopen blühen; florieren; gedeihen
het goed maken blühen; florieren; gedeihen
tot hoogconjunctuur komen bis Hochkonjunktur kommen; blühen; florieren; gedeihen
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
bloeien blühen

Synoniemen voor "florieren":


Wiktionary: florieren


Cross Translation:
FromToVia
florieren floreren; bloeien boom — to be prosperous