Duits

Uitgebreide vertaling voor fusilieren (Duits) in het Nederlands

fusilieren:

fusilieren werkwoord (fusiliere, fusilierst, fusiliert, fusilierte, fusiliertet, fusiliert)

  1. fusilieren (niederschießen; exekutieren; erschießen; )
    executeren; doodvonnis uitvoeren; vermoorden; doodschieten; om het leven brengen; ombrengen
  2. fusilieren (niederschießen; abschießen; totschießen; erschießen; exekutieren)
    neerhalen; neersabelen
    • neerhalen werkwoord (haal neer, haalt neer, haalde neer, haalden neer, neergehaald)
    • neersabelen werkwoord
  3. fusilieren (hinrichten; exekutieren; vollziehen; vollstrecken)
    terechtstellen; ter dood brengen; executeren
    • terechtstellen werkwoord (stel terecht, stelt terecht, stelde terecht, stelden terecht, terechtgesteld)
    • ter dood brengen werkwoord
    • executeren werkwoord (executeer, executeert, executeerde, executeerden, geëxecuteerd)

Conjugations for fusilieren:

Präsens
  1. fusiliere
  2. fusilierst
  3. fusiliert
  4. fusilieren
  5. fusiliert
  6. fusilieren
Imperfekt
  1. fusilierte
  2. fusiliertest
  3. fusilierte
  4. fusilierten
  5. fusiliertet
  6. fusilierten
Perfekt
  1. habe fusiliert
  2. hast fusiliert
  3. hat fusiliert
  4. haben fusiliert
  5. habt fusiliert
  6. haben fusiliert
1. Konjunktiv [1]
  1. fusiliere
  2. fusilierest
  3. fusiliere
  4. fusilieren
  5. fusilieret
  6. fusilieren
2. Konjunktiv
  1. fusilierte
  2. fusiliertest
  3. fusilierte
  4. fusilierten
  5. fusiliertet
  6. fusilierten
Futur 1
  1. werde fusilieren
  2. wirst fusilieren
  3. wird fusilieren
  4. werden fusilieren
  5. werdet fusilieren
  6. werden fusilieren
1. Konjunktiv [2]
  1. würde fusilieren
  2. würdest fusilieren
  3. würde fusilieren
  4. würden fusilieren
  5. würdet fusilieren
  6. würden fusilieren
Diverses
  1. fusiliere!
  2. fusiliert!
  3. fusilieren Sie!
  4. fusiliert
  5. fusilierend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor fusilieren:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
doodschieten Abschießen; Niederschießen; Totschießen
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
doodschieten abschießen; erledigen; ermorden; erschiessen; erschießen; exekutieren; fusilieren; niederschießen; totschießen; umbringen erschießen; totschießen
doodvonnis uitvoeren abschießen; erledigen; ermorden; erschiessen; erschießen; exekutieren; fusilieren; niederschießen; totschießen; umbringen
executeren abschießen; erledigen; ermorden; erschiessen; erschießen; exekutieren; fusilieren; hinrichten; niederschießen; totschießen; umbringen; vollstrecken; vollziehen
neerhalen abschießen; erschießen; exekutieren; fusilieren; niederschießen; totschießen ganz kaputt und auseinander holen; kritisieren; tadeln
neersabelen abschießen; erschießen; exekutieren; fusilieren; niederschießen; totschießen
om het leven brengen abschießen; erledigen; ermorden; erschiessen; erschießen; exekutieren; fusilieren; niederschießen; totschießen; umbringen ermorden; umbringen; verhunzen
ombrengen abschießen; erledigen; ermorden; erschiessen; erschießen; exekutieren; fusilieren; niederschießen; totschießen; umbringen erledigen; ermorden; fertigmachen; töten; umbringen; verhunzen
ter dood brengen exekutieren; fusilieren; hinrichten; vollstrecken; vollziehen hinrichten
terechtstellen exekutieren; fusilieren; hinrichten; vollstrecken; vollziehen
vermoorden abschießen; erledigen; ermorden; erschiessen; erschießen; exekutieren; fusilieren; niederschießen; totschießen; umbringen erledigen; ermorden; fertigmachen; töten; umbringen; verhunzen