Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. grundieren:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor grundieren (Duits) in het Nederlands

grundieren:

grundieren werkwoord (grundiere, grundierst, grundiert, grundierte, grundiertet, grundiert)

  1. grundieren
    plamuren
    • plamuren werkwoord (plamuur, plamuurt, plamuurde, plamuurden, geplamuurd)
  2. grundieren
    gronden; grondverven
    • gronden werkwoord (grond, grondt, grondde, grondden, gegrond)
    • grondverven werkwoord (verf grond, verft grond, verfde grond, verfden grond, grondgeverfd)
  3. grundieren (vorbereiten; vorarbeiten)
    prepareren; voorbewerken; voorwerken
    • prepareren werkwoord (prepareer, prepareert, prepareerde, prepareerden, geprepareerd)
    • voorbewerken werkwoord (bewerk voor, bewerkt voor, bewerkte voor, bewerkten voor, voorbewerkt)
    • voorwerken werkwoord (werk voor, werkt voor, werkte voor, werkten voor, voorgewerkt)

Conjugations for grundieren:

Präsens
  1. grundiere
  2. grundierst
  3. grundiert
  4. grundieren
  5. grundiert
  6. grundieren
Imperfekt
  1. grundierte
  2. grundiertest
  3. grundierte
  4. grundierten
  5. grundiertet
  6. grundierten
Perfekt
  1. habe grundiert
  2. hast grundiert
  3. hat grundiert
  4. haben grundiert
  5. habt grundiert
  6. haben grundiert
1. Konjunktiv [1]
  1. grundiere
  2. grundierest
  3. grundiere
  4. grundieren
  5. grundieret
  6. grundieren
2. Konjunktiv
  1. grundierte
  2. grundiertest
  3. grundierte
  4. grundierten
  5. grundiertet
  6. grundierten
Futur 1
  1. werde grundieren
  2. wirst grundieren
  3. wird grundieren
  4. werden grundieren
  5. werdet grundieren
  6. werden grundieren
1. Konjunktiv [2]
  1. würde grundieren
  2. würdest grundieren
  3. würde grundieren
  4. würden grundieren
  5. würdet grundieren
  6. würden grundieren
Diverses
  1. grundiere!
  2. grundiert!
  3. grundieren Sie!
  4. grundiert
  5. grundierend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor grundieren:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
gronden grundieren erden; errichten; etablieren; gründen; stiften
grondverven grundieren
plamuren grundieren
prepareren grundieren; vorarbeiten; vorbereiten einarbeiten; einführen; einweisen; kochen; zubereiten
voorbewerken grundieren; vorarbeiten; vorbereiten
voorwerken grundieren; vorarbeiten; vorbereiten vorarbeiten

Wiktionary: grundieren

grundieren
verb
  1. (met plamuur) steenachtige, houten of andere ondergronden (auto, gezicht) egaliseren of repareren

Cross Translation:
FromToVia
grundieren primen prime — to apply a coat of primer paint to