Home ->Woordenboeken ->Duits/Nederlands ->Vertaal halbjährlich

Vertaal halbjährlich van Duits naar Nederlands

Overzicht

Duits naar Nederlands: Meer gegevens...

halbjährlich:
- halfjaarlijks; zesmaandelijks; twee keer per jaar
Wiktionary:
- halbjährlich → halfjaarlijks, halfjaarlijkse

Duits

Uitgebreide vertaling voor halbjährlich (Duits) in het Nederlands

halbjährlich:

halbjährlich bijvoeglijk naamwoord

halbjährlich
halfjaarlijks; zesmaandelijks; twee keer per jaar
- halfjaarlijks bijvoeglijk naamwoord
- zesmaandelijks bijvoeglijk naamwoord
- twee keer per jaar bijvoeglijk naamwoord

Vertaal Matrix voor halbjährlich:

Bijvoeglijk Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
halfjaarlijks	halbjährlich
zesmaandelijks	halbjährlich
Bijwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
twee keer per jaar	halbjährlich

Synoniemen voor "halbjährlich":

alle sechs Monate; halbjährig; zweimal pro Jahr; Abstand; Intervall; Dauer; Frist; Periode; Phase; Spanne; Weile; Zeit; Zeitabschnitt; Zeitabstand; Zeitdauer; Zeitdifferenz; Zeitintervall; Zeitlang; Zeitraum; Zeitspanne

Wiktionary: halbjährlich

Cross Translation:

From	To	Via
• halbjährlich	→ halfjaarlijks	↔ biannual — occurring twice a year; semi-annual
• halbjährlich	→ halfjaarlijks	↔ half-yearly — twice a year
• halbjährlich	→ halfjaarlijks; halfjaarlijkse	↔ semiannual — half-yearly