Duits

Uitgebreide vertaling voor herauslocken (Duits) in het Nederlands

herauslocken:

herauslocken werkwoord (locke heraus, lockst heraus, lockt heraus, lockte heraus, locktet heraus, herausgelockt)

  1. herauslocken (anreizen; herausfordern; aufregen; )
    aanleiding geven tot; provoceren; uitlokken; ophitsen; uitdagen
    • aanleiding geven tot werkwoord (geef aanleiding tot, geeft aanleiding tot, gaf aanleiding tot, gaven aanleiding tot, aanleiding gegeven tot)
    • provoceren werkwoord (provoceer, provoceert, provoceerde, provoceerden, geprovoceerd)
    • uitlokken werkwoord (lok uit, lokt uit, lokte uit, lokten uit, uitgelokt)
    • ophitsen werkwoord (hits op, hitst op, hitste op, hitsten op, opgehitst)
    • uitdagen werkwoord (daag uit, daagt uit, daagde uit, daagden uit, uitgedaagd)
  2. herauslocken (ködern; heranlocken; mitlocken)
    lokken; tevoorschijn lokken; dichtbijlokken
  3. herauslocken
  4. herauslocken (verleiten; verlocken; verführen; )
    verleiden; lokken; aanlokken; weglokken; meelokken; voortlokken; verlokken
    • verleiden werkwoord (verleid, verleidt, verleidde, verleidden, verleid)
    • lokken werkwoord (lok, lokt, lokte, lokten, gelokt)
    • aanlokken werkwoord (lok aan, lokt aan, lokte aan, lokten aan, aangelokt)
    • weglokken werkwoord (lok weg, lokt weg, lokte weg, lokten weg, weggelokt)
    • meelokken werkwoord (lok mee, lokt mee, lokte mee, lokten mee, meegelokt)
    • voortlokken werkwoord (lok voort, lokt voort, lokte voort, lokten voort, voortgelokt)
    • verlokken werkwoord (verlok, verlokt, verlokte, verlokten, verlokt)

Conjugations for herauslocken:

Präsens
  1. locke heraus
  2. lockst heraus
  3. lockt heraus
  4. locken heraus
  5. lockt heraus
  6. locken heraus
Imperfekt
  1. lockte heraus
  2. locktest heraus
  3. lockte heraus
  4. lockten heraus
  5. locktet heraus
  6. lockten heraus
Perfekt
  1. habe herausgelockt
  2. hast herausgelockt
  3. hat herausgelockt
  4. haben herausgelockt
  5. habt herausgelockt
  6. haben herausgelockt
1. Konjunktiv [1]
  1. herauslocke
  2. herauslockest
  3. herauslocke
  4. herauslocken
  5. herauslocket
  6. herauslocken
2. Konjunktiv
  1. herauslockte
  2. herauslocktest
  3. herauslockte
  4. herauslockten
  5. herauslocktet
  6. herauslockten
Futur 1
  1. werde herauslocken
  2. wirst herauslocken
  3. wird herauslocken
  4. werden herauslocken
  5. werdet herauslocken
  6. werden herauslocken
1. Konjunktiv [2]
  1. würde herauslocken
  2. würdest herauslocken
  3. würde herauslocken
  4. würden herauslocken
  5. würdet herauslocken
  6. würden herauslocken
Diverses
  1. locke heraus!
  2. lockt heraus!
  3. locken Sie heraus!
  4. herausgelockt
  5. herauslockend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor herauslocken:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
lokken Locken; Verleiten
ophitsen Anstiften; Anstiftung
provoceren Provozieren
uitlokken Provozieren
verleiden Locken; Verleiten
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aanleiding geven tot anregen; anreizen; aufhetzen; aufmuntern; aufputschen; aufregen; aufreizen; aufstacheln; aufwecken; ermuntern; erwecken; herausfordern; herauslocken; hervorrufen; provozieren; reizen; stimulieren; veranlassen; verursachen
aanlokken bestechen; betören; bezaubern; heranlocken; herauslocken; ködern; mitlocken; verführen; verleiten; verlocken
dichtbijlokken heranlocken; herauslocken; ködern; mitlocken
lokken bestechen; betören; bezaubern; heranlocken; herauslocken; ködern; mitlocken; verführen; verleiten; verlocken
meelokken bestechen; betören; bezaubern; heranlocken; herauslocken; ködern; mitlocken; verführen; verleiten; verlocken
naar buiten lokken herauslocken
ophitsen anregen; anreizen; aufhetzen; aufmuntern; aufputschen; aufregen; aufreizen; aufstacheln; aufwecken; ermuntern; erwecken; herausfordern; herauslocken; hervorrufen; provozieren; reizen; stimulieren; veranlassen; verursachen anspornen; antreiben; aufhetzen; aufjagen; aufpeitschen; aufputschen; aufscheuchen; aufstacheln; auftreiben; aufwiegeln; aufwirbeln; hetzen; hochdrehen; hochtreiben; jagen
provoceren anregen; anreizen; aufhetzen; aufmuntern; aufputschen; aufregen; aufreizen; aufstacheln; aufwecken; ermuntern; erwecken; herausfordern; herauslocken; hervorrufen; provozieren; reizen; stimulieren; veranlassen; verursachen jemanden zu etwas ermuntern; provuzieren
tevoorschijn lokken heranlocken; herauslocken; ködern; mitlocken
uitdagen anregen; anreizen; aufhetzen; aufmuntern; aufputschen; aufregen; aufreizen; aufstacheln; aufwecken; ermuntern; erwecken; herausfordern; herauslocken; hervorrufen; provozieren; reizen; stimulieren; veranlassen; verursachen piesacken; provozieren; reizen; schikanieren; striezen; triezen; zusetzen; ärgern
uitlokken anregen; anreizen; aufhetzen; aufmuntern; aufputschen; aufregen; aufreizen; aufstacheln; aufwecken; ermuntern; erwecken; herausfordern; herauslocken; hervorrufen; provozieren; reizen; stimulieren; veranlassen; verursachen
verleiden bestechen; betören; bezaubern; heranlocken; herauslocken; ködern; mitlocken; verführen; verleiten; verlocken Gunst erlangen; Gunst erwerben
verlokken bestechen; betören; bezaubern; heranlocken; herauslocken; ködern; mitlocken; verführen; verleiten; verlocken
voortlokken bestechen; betören; bezaubern; heranlocken; herauslocken; ködern; mitlocken; verführen; verleiten; verlocken
weglokken bestechen; betören; bezaubern; heranlocken; herauslocken; ködern; mitlocken; verführen; verleiten; verlocken
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
verlokken verlocken

Synoniemen voor "herauslocken":

  • hervorlocken

Wiktionary: herauslocken


Cross Translation:
FromToVia
herauslocken oproepen; ontlokken elicit — to evoke, educe