Overzicht


Duits

Uitgebreide vertaling voor honorieren (Duits) in het Nederlands

honorieren:

honorieren werkwoord (honoriere, honorierst, honoriert, honorierte, honoriertet, honoriert)

  1. honorieren (bezahlen; belohnen; vergüten; )
    honoreren; belonen; betalen; bezoldigen; salariëren
    • honoreren werkwoord (honoreer, honoreert, honoreerde, honoreerden, gehonoreerd)
    • belonen werkwoord (beloon, beloont, beloonde, beloonden, beloond)
    • betalen werkwoord (betaal, betaalt, betaalde, betaalden, betaald)
    • bezoldigen werkwoord (bezoldig, bezoldigt, bezoldigde, bezoldigden, bezoldigd)
    • salariëren werkwoord (salariëer, salariëert, salariëerde, salariëerden, gesalariëerd)
  2. honorieren (kompensieren; ersetzen; vergüten; )
    compenseren; vergoeden; goedmaken
    • compenseren werkwoord (compenseer, compenseert, compenseerde, compenseerden, gecompenseerd)
    • vergoeden werkwoord (vergoed, vergoedt, vergoedde, vergoedden, vergoed)
    • goedmaken werkwoord (maak goed, maakt goed, maakte goed, maakten goed, goedgemaakt)

Conjugations for honorieren:

Präsens
  1. honoriere
  2. honorierst
  3. honoriert
  4. honorieren
  5. honoriert
  6. honorieren
Imperfekt
  1. honorierte
  2. honoriertest
  3. honorierte
  4. honorierten
  5. honoriertet
  6. honorierten
Perfekt
  1. habe honoriert
  2. hast honoriert
  3. hat honoriert
  4. haben honoriert
  5. habt honoriert
  6. haben honoriert
1. Konjunktiv [1]
  1. honoriere
  2. honorierest
  3. honoriere
  4. honorieren
  5. honorieret
  6. honorieren
2. Konjunktiv
  1. honorierte
  2. honoriertest
  3. honorierte
  4. honorierten
  5. honoriertet
  6. honorierten
Futur 1
  1. werde honorieren
  2. wirst honorieren
  3. wird honorieren
  4. werden honorieren
  5. werdet honorieren
  6. werden honorieren
1. Konjunktiv [2]
  1. würde honorieren
  2. würdest honorieren
  3. würde honorieren
  4. würden honorieren
  5. würdet honorieren
  6. würden honorieren
Diverses
  1. honoriere!
  2. honoriert!
  3. honorieren Sie!
  4. honoriert
  5. honorierend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor honorieren:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
betalen Abtragen; Abzahlen; Begleichung; Zahlen; Zahlung
compenseren Ausgleichen; Kompensieren; Vergüten
goedmaken Ausgleichen; Gutmachen
vergoeden Ausgleichen; Kompensieren; Rückerstatten; Vergüten
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
belonen auszahlen; belohnen; besolden; bezahlen; entgelten; honorieren; vergüten
betalen auszahlen; belohnen; besolden; bezahlen; entgelten; honorieren; vergüten abrechnen; auszahlen; belohnen; besolden; bezahlen; entgelten; tilgen; zahlen
bezoldigen auszahlen; belohnen; besolden; bezahlen; entgelten; honorieren; vergüten
compenseren abbüßen; ausgleichen; belohnen; einbringen; entgelten; ersetzen; erstatten; gutmachen; honorieren; kompensieren; sühnen; vergüten; wiedergutmachen
goedmaken abbüßen; ausgleichen; belohnen; einbringen; entgelten; ersetzen; erstatten; gutmachen; honorieren; kompensieren; sühnen; vergüten; wiedergutmachen Freiden schließen; abbüßen; abhelfen; aufarbeiten; aufbessern; ausbauen; ausbessern; beilegen; berichtigen; bessern; deichseln; ergänzen; erneuern; fixen; flicken; gutmachen; hinkriegen; innovieren; korrigieren; montieren; renovieren; reparieren; restaurieren; sühnen; verbessern; vervollkommnen; wiederaufbauen; wiedereinsetzen; wiederherstellen
honoreren auszahlen; belohnen; besolden; bezahlen; entgelten; honorieren; vergüten
salariëren auszahlen; belohnen; besolden; bezahlen; entgelten; honorieren; vergüten
vergoeden abbüßen; ausgleichen; belohnen; einbringen; entgelten; ersetzen; erstatten; gutmachen; honorieren; kompensieren; sühnen; vergüten; wiedergutmachen abkaufen; entschädigen; zurückzahlen

Synoniemen voor "honorieren":