Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. imperativ:


Duits

Uitgebreide vertaling voor imperativ (Duits) in het Nederlands

imperativ:

imperativ bijvoeglijk naamwoord

  1. imperativ (zwingend; unabweislich)
    imperatief; dwingend; vereisend; gebiedend; gelastend

Vertaal Matrix voor imperativ:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
imperatief Imperativ
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
dwingend imperativ; unabweislich; zwingend schlüssig; stringent
gebiedend imperativ; unabweislich; zwingend
imperatief imperativ; unabweislich; zwingend
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
gelastend imperativ; unabweislich; zwingend
vereisend imperativ; unabweislich; zwingend