Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. kompensieren:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor kompensieren (Duits) in het Nederlands

kompensieren:

kompensieren werkwoord (kompensiere, kompensierst, kompensiert, kompensierte, kompensiertet, kompensiert)

  1. kompensieren (ersetzen; vergüten; erstatten; )
    compenseren; vergoeden; goedmaken
    • compenseren werkwoord (compenseer, compenseert, compenseerde, compenseerden, gecompenseerd)
    • vergoeden werkwoord (vergoed, vergoedt, vergoedde, vergoedden, vergoed)
    • goedmaken werkwoord (maak goed, maakt goed, maakte goed, maakten goed, goedgemaakt)

Conjugations for kompensieren:

Präsens
  1. kompensiere
  2. kompensierst
  3. kompensiert
  4. kompensieren
  5. kompensiert
  6. kompensieren
Imperfekt
  1. kompensierte
  2. kompensiertest
  3. kompensierte
  4. kompensierten
  5. kompensiertet
  6. kompensierten
Perfekt
  1. habe kompensiert
  2. hast kompensiert
  3. hat kompensiert
  4. haben kompensiert
  5. habt kompensiert
  6. haben kompensiert
1. Konjunktiv [1]
  1. kompensiere
  2. kompensierest
  3. kompensiere
  4. kompensieren
  5. kompensieret
  6. kompensieren
2. Konjunktiv
  1. kompensierte
  2. kompensiertest
  3. kompensierte
  4. kompensierten
  5. kompensiertet
  6. kompensierten
Futur 1
  1. werde kompensieren
  2. wirst kompensieren
  3. wird kompensieren
  4. werden kompensieren
  5. werdet kompensieren
  6. werden kompensieren
1. Konjunktiv [2]
  1. würde kompensieren
  2. würdest kompensieren
  3. würde kompensieren
  4. würden kompensieren
  5. würdet kompensieren
  6. würden kompensieren
Diverses
  1. kompensier!
  2. kompensiert!
  3. kompensieren Sie!
  4. kompensiert
  5. kompensierend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor kompensieren:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
compenseren Ausgleichen; Kompensieren; Vergüten
goedmaken Ausgleichen; Gutmachen
vergoeden Ausgleichen; Kompensieren; Rückerstatten; Vergüten
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
compenseren abbüßen; ausgleichen; belohnen; einbringen; entgelten; ersetzen; erstatten; gutmachen; honorieren; kompensieren; sühnen; vergüten; wiedergutmachen
goedmaken abbüßen; ausgleichen; belohnen; einbringen; entgelten; ersetzen; erstatten; gutmachen; honorieren; kompensieren; sühnen; vergüten; wiedergutmachen Freiden schließen; abbüßen; abhelfen; aufarbeiten; aufbessern; ausbauen; ausbessern; beilegen; berichtigen; bessern; deichseln; ergänzen; erneuern; fixen; flicken; gutmachen; hinkriegen; innovieren; korrigieren; montieren; renovieren; reparieren; restaurieren; sühnen; verbessern; vervollkommnen; wiederaufbauen; wiedereinsetzen; wiederherstellen
vergoeden abbüßen; ausgleichen; belohnen; einbringen; entgelten; ersetzen; erstatten; gutmachen; honorieren; kompensieren; sühnen; vergüten; wiedergutmachen abkaufen; entschädigen; zurückzahlen

Synoniemen voor "kompensieren":


Wiktionary: kompensieren

kompensieren
verb
  1. iets goed (proberen te) maken, terug in balans brengen

Cross Translation:
FromToVia
kompensieren compenseren compensate — to make up for; to do something in place of something else; to correct or fill