Duits

Uitgebreide vertaling voor komplimentieren (Duits) in het Nederlands

komplimentieren:

komplimentieren werkwoord (komplimentiere, komplimentierst, komplimentiert, komplimentierte, komplimentiertet, komplimentiert)

  1. komplimentieren (Komplimente machen)
    compliment maken; pluim geven; complimenteren; pluimpje geven
    • compliment maken werkwoord (maak compliment, maakt compliment, maakte compliment, maakten compliment, compliment gemaakt)
    • pluim geven werkwoord
    • complimenteren werkwoord (complimenteer, complimenteert, complimenteerde, complimenteerden, gecomplimenteerd)
    • pluimpje geven werkwoord
  2. komplimentieren (ermutigen; bejauchzen; feiern; )
    aanmoedigen; aanvuren; toemoedigen; bemoedigen; stimuleren
    • aanmoedigen werkwoord (moedig aan, moedigt aan, moedigde aan, moedigden aan, aangemoedigd)
    • aanvuren werkwoord (vuur aan, vuurt aan, vuurde aan, vuurden aan, aangevuurd)
    • toemoedigen werkwoord (moedig toe, moedigt toe, moedigde toe, moedigden toe, toegemoedigd)
    • bemoedigen werkwoord (bemoedig, bemoedigt, bemoedigde, bemoedigden, bemoedigd)
    • stimuleren werkwoord (stimuleer, stimuleert, stimuleerde, stimuleerden, gestimuleerd)
  3. komplimentieren (bejubeln; zujauchzen; bejauchzen; )
    toejuichen; bejubelen
    • toejuichen werkwoord (juich toe, juicht toe, juichte toe, juichten toe, toegejuicht)
    • bejubelen werkwoord (bejubel, bejubelt, bejubelde, bejubelden, bejubeld)

Conjugations for komplimentieren:

Präsens
  1. komplimentiere
  2. komplimentierst
  3. komplimentiert
  4. komplimentieren
  5. komplimentiert
  6. komplimentieren
Imperfekt
  1. komplimentierte
  2. komplimentiertest
  3. komplimentierte
  4. komplimentierten
  5. komplimentiertet
  6. komplimentierten
Perfekt
  1. habe komplimentiert
  2. hast komplimentiert
  3. hat komplimentiert
  4. haben komplimentiert
  5. habt komplimentiert
  6. haben komplimentiert
1. Konjunktiv [1]
  1. komplimentiere
  2. komplimentierest
  3. komplimentiere
  4. komplimentieren
  5. komplimentieret
  6. komplimentieren
2. Konjunktiv
  1. komplimentierte
  2. komplimentiertest
  3. komplimentierte
  4. komplimentierten
  5. komplimentiertet
  6. komplimentierten
Futur 1
  1. werde komplimentieren
  2. wirst komplimentieren
  3. wird komplimentieren
  4. werden komplimentieren
  5. werdet komplimentieren
  6. werden komplimentieren
1. Konjunktiv [2]
  1. würde komplimentieren
  2. würdest komplimentieren
  3. würde komplimentieren
  4. würden komplimentieren
  5. würdet komplimentieren
  6. würden komplimentieren
Diverses
  1. komplimentier!
  2. komplimentiert!
  3. komplimentieren Sie!
  4. komplimentiert
  5. komplimentierend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor komplimentieren:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aanmoedigen Anfeuern; Animieren; Anregen; Anreizen; Anspornen; Anstoßen; Antreiben; Ermutigen
aanvuren Anfeuern; Anreizen; Antreiben; Ermutigen
stimuleren Anbauen; Anfeuern; Animieren; Anregen; Anreizen; Anspornen; Anstoßen; Antreiben; Ermutigen; Fördern; Kultivieren
toejuichen Anfeuern; Anreizen; Antreiben; Ermutigen
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aanmoedigen anblasen; anfachen; anschüren; aufmuntern; bejauchzen; ermuntern; ermutigen; feiern; jubeln; komplimentieren; schüren; zujauchzen; zujubeln; zusprechen aktivieren; anfeuern; anheizen; animieren; anregen; anspornen; beleben; ermuntern; ermutigen; hervorrufen; jemand motivieren; motivieren; neubeleben; stimulieren; unterstützen; wecken
aanvuren anblasen; anfachen; anschüren; aufmuntern; bejauchzen; ermuntern; ermutigen; feiern; jubeln; komplimentieren; schüren; zujauchzen; zujubeln; zusprechen anfeuern; anheizen; anspornen
bejubelen bejauchzen; bejubeln; feiern; jubeln; komplimentieren; zujauchzen; zujubeln
bemoedigen anblasen; anfachen; anschüren; aufmuntern; bejauchzen; ermuntern; ermutigen; feiern; jubeln; komplimentieren; schüren; zujauchzen; zujubeln; zusprechen aufheitern; aufmuntern; aufrichten; ermutigen; trösten; unterstützen
compliment maken Komplimente machen; komplimentieren
complimenteren Komplimente machen; komplimentieren
pluim geven Komplimente machen; komplimentieren
pluimpje geven Komplimente machen; komplimentieren
stimuleren anblasen; anfachen; anschüren; aufmuntern; bejauchzen; ermuntern; ermutigen; feiern; jubeln; komplimentieren; schüren; zujauchzen; zujubeln; zusprechen aktivieren; anfeuern; animieren; ankurbeln; anregen; anreizen; anspornen; aufmuntern; aufmöbeln; aufpolieren; aufreizen; aufwinden; beleben; erhitzen; ermuntern; ermutigen; erregen; fördern; hervorrufen; jemand motivieren; kitzeln; knuddeln; kosen; motivieren; neubeleben; prickeln; reizen; schmeicheln; stimulieren; verbessern; wecken; zusprechen
toejuichen bejauchzen; bejubeln; feiern; jubeln; komplimentieren; zujauchzen; zujubeln anfeuern; anheizen; anspornen
toemoedigen anblasen; anfachen; anschüren; aufmuntern; bejauchzen; ermuntern; ermutigen; feiern; jubeln; komplimentieren; schüren; zujauchzen; zujubeln; zusprechen