Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. kurzgefaßt:


Duits

Uitgebreide vertaling voor kurzgefaßt (Duits) in het Nederlands

kurzgefaßt:

kurzgefaßt bijvoeglijk naamwoord

  1. kurzgefaßt (kurz; bündig)
    samengevat
  2. kurzgefaßt (bündig; kurz; summarisch)
    bondig; kort
    • bondig bijvoeglijk naamwoord
    • kort bijvoeglijk naamwoord
  3. kurzgefaßt
    in het kort
  4. kurzgefaßt (bündig; kurz)
    beknopt; summier

Vertaal Matrix voor kurzgefaßt:

Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
beknopt bündig; kurz; kurzgefaßt verkürzt
bondig bündig; kurz; kurzgefaßt; summarisch bündig; knapp; kurz; summarisch
kort bündig; kurz; kurzgefaßt; summarisch
summier bündig; kurz; kurzgefaßt bündig; knapp; kurz; minimal; summarisch
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
in het kort kurzgefaßt
samengevat bündig; kurz; kurzgefaßt