Overzicht


Duits

Uitgebreide vertaling voor organisiert (Duits) in het Nederlands

organisiert:

organisiert bijvoeglijk naamwoord

  1. organisiert
    georganiseerd; geregeld

Vertaal Matrix voor organisiert:

Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
georganiseerd organisiert
geregeld organisiert durchgehend; durchweg; gewohnt; gewöhnlich; gleichmäßig; in einem festen Rythmus; normal; regelmäßig; reglär; regulär; ständig

organisiert vorm van organisieren:

organisieren werkwoord (organisiere, organisierst, organisiert, organisierte, organisiertet, organisiert)

  1. organisieren (aufstellen; regeln; einrichten; )
    regelen; arrangeren; iets op touw zetten
    • regelen werkwoord (regel, regelt, regelde, regelden, geregeld)
    • arrangeren werkwoord (arrangeer, arrangeert, arrangeerde, arrangeerden, gearrangeerd)
  2. organisieren (regeln; regulieren; steuern; ordnen)
    regelen; arrangeren; afspreken; bedisselen
    • regelen werkwoord (regel, regelt, regelde, regelden, geregeld)
    • arrangeren werkwoord (arrangeer, arrangeert, arrangeerde, arrangeerden, gearrangeerd)
    • afspreken werkwoord (spreek af, spreekt af, sprak af, spraken af, afgesproken)
    • bedisselen werkwoord (bedissel, bedisselt, bedisselde, bedisselden, bedisseld)

Conjugations for organisieren:

Präsens
  1. organisiere
  2. organisierst
  3. organisiert
  4. organisieren
  5. organisiert
  6. organisieren
Imperfekt
  1. organisierte
  2. organisiertest
  3. organisierte
  4. organisierten
  5. organisiertet
  6. organisierten
Perfekt
  1. habe organisiert
  2. hast organisiert
  3. hat organisiert
  4. haben organisiert
  5. habt organisiert
  6. haben organisiert
1. Konjunktiv [1]
  1. organisiere
  2. organisierest
  3. organisiere
  4. organisieren
  5. organisieret
  6. organisieren
2. Konjunktiv
  1. organisierte
  2. organisiertest
  3. organisierte
  4. organisierten
  5. organisiertet
  6. organisierten
Futur 1
  1. werde organisieren
  2. wirst organisieren
  3. wird organisieren
  4. werden organisieren
  5. werdet organisieren
  6. werden organisieren
1. Konjunktiv [2]
  1. würde organisieren
  2. würdest organisieren
  3. würde organisieren
  4. würden organisieren
  5. würdet organisieren
  6. würden organisieren
Diverses
  1. organisier!
  2. organisiert!
  3. organisieren Sie!
  4. organisiert
  5. organisierend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor organisieren:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afspreken Abmachen; Absprechen; Akkordieren
regelen Abstimmen; Einstellen; Feineinstellung; Organisieren; Regeln
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afspreken ordnen; organisieren; regeln; regulieren; steuern abmachen; akkordieren; ausmachen; sich treffen; vereinbaren; übereinkommen
arrangeren anordnen; aufbauen; aufstellen; ausrichten; bauen; deichseln; einrichten; erbauen; errichten; herrichten; ordnen; organisieren; regeln; regulieren; steuern; veranstalten arrangieren; einteilen; gruppieren; klassifizieren; ordnen; sortieren
bedisselen ordnen; organisieren; regeln; regulieren; steuern
iets op touw zetten anordnen; aufbauen; aufstellen; ausrichten; bauen; deichseln; einrichten; erbauen; errichten; herrichten; organisieren; regeln; veranstalten
regelen anordnen; aufbauen; aufstellen; ausrichten; bauen; deichseln; einrichten; erbauen; errichten; herrichten; ordnen; organisieren; regeln; regulieren; steuern; veranstalten Maßregeln treffen; ablehnen; abstimmen; in Ordnung bringen; klären; regeln

Synoniemen voor "organisieren":


Wiktionary: organisieren

organisieren
verb
  1. een bepaalde structuur aanbrengen
  2. iets, vaak een evenement, tot stand brengen

Cross Translation:
FromToVia
organisieren organiseren organize — to arrange in working order
organisieren organiseren organize — to constitute in parts, each having a special function; to systematize
organisieren aanpassen; accommoderen; aanrichten; arrangeren; ordenen; regelen accommoderdonner, procurer de la commodité.
organisieren aanrichten; arrangeren; ordenen; regelen arrangerarranger (transitive) (fr)
organisieren stemmen; beschikken over; disponeren; aanrichten; arrangeren; ordenen; regelen disposerarranger, mettre dans l’ordre le plus convenable.
organisieren regelen; organiseren; uitschrijven organiserdisposer les parties d’un corps pour les fonctions auxquelles il destiner.

Verwante vertalingen van organisiert