Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. präparieren:


Duits

Uitgebreide vertaling voor präparieren (Duits) in het Nederlands

präparieren:

präparieren werkwoord

  1. präparieren (ausstopfen)
    opzetten
    • opzetten werkwoord (zet op, zette op, zetten op, opgezet)

Vertaal Matrix voor präparieren:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
opzetten ausstopfen; präparieren anschwellen; anspitzen; ansteigen; aufhetzen; aufstacheln; aufstocken; ausbreiten; ausdehnen; ausweiten; steigern; vergrößern; vermehren; zunehmen

Synoniemen voor "präparieren":