Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. reißen:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor reißen (Duits) in het Nederlands

reißen:

reißen werkwoord (reiße, reißest, reißt, riß, rißt, gerissen)

  1. reißen (ziehen; zerren)
    trekken
    – met kracht naar je toehalen 1
    • trekken werkwoord (trek, trekt, trok, trokken, getrokken)
      • als je aan het touw trekt, gaat de deur open1
    rukken
    • rukken werkwoord (ruk, rukt, rukte, rukten, gerukt)
  2. reißen (aufreißen; einreißen; aufbrechen)
    losscheuren; openscheuren; openrijten; rijten
    • losscheuren werkwoord (scheur los, scheurt los, scheurde los, scheurden los, losgescheurd)
    • openscheuren werkwoord (scheur open, scheurt open, scheurde open, scheurden open, opengescheurd)
    • openrijten werkwoord (rijt open, reet open, reten open, opengereten)
    • rijten werkwoord (rijt, reet, reten, gereten)
  3. reißen (knabberen; knistern; rascheln)
    knetteren; knapperen
    • knetteren werkwoord (knetter, knettert, knetterde, knetterden, geknetterd)
    • knapperen werkwoord (knapper, knappert, knapperde, knapperden, geknapperd)

Conjugations for reißen:

Präsens
  1. reiße
  2. reißest
  3. reißt
  4. reißen
  5. reißt
  6. reißen
Imperfekt
  1. riß
  2. rißest
  3. riß
  4. rissen
  5. rißt
  6. rissen
Perfekt
  1. habe gerissen
  2. hast gerissen
  3. hat gerissen
  4. haben gerissen
  5. habt gerissen
  6. haben gerissen
1. Konjunktiv [1]
  1. reiße
  2. reißest
  3. reiße
  4. reißen
  5. reißet
  6. reißen
2. Konjunktiv
  1. riße
  2. rißest
  3. riße
  4. rissen
  5. risset
  6. rissen
Futur 1
  1. werde reißen
  2. wirst reißen
  3. wird reißen
  4. werden reißen
  5. werdet reißen
  6. werden reißen
1. Konjunktiv [2]
  1. würde reißen
  2. würdest reißen
  3. würde reißen
  4. würden reißen
  5. würdet reißen
  6. würden reißen
Diverses
  1. reiß!
  2. reißt!
  3. reißen Sie!
  4. gerissen
  5. reißend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor reißen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
knapperen knabberen; knistern; rascheln; reißen
knetteren knabberen; knistern; rascheln; reißen
losscheuren aufbrechen; aufreißen; einreißen; reißen abbrechen; abreißen; losreißen; wegreißen
openrijten aufbrechen; aufreißen; einreißen; reißen
openscheuren aufbrechen; aufreißen; einreißen; reißen
rijten aufbrechen; aufreißen; einreißen; reißen
rukken reißen; zerren; ziehen
trekken reißen; zerren; ziehen dahinziehen; fortziehen; herumreisen; reisen; treideln; umherreisen; weiterziehen; ziehen

Synoniemen voor "reißen":


Wiktionary: reißen

reißen
verb
  1. door een scheurbeweging van een groter geheel losraken
  2. met een scheurende beweging uit elkaar trekken
  3. in een snelle beweging trekken
  4. in twee of meer delen trekken

Cross Translation:
FromToVia
reißen scheuren tear — rend
reißen rijten; scheuren déchirer — Traductions à trier suivant le sens

Verwante vertalingen van reißen