Home ->Woordenboeken ->Duits/Nederlands ->Vertaal säubern

Vertaal säubern van Duits naar Nederlands

Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. säubern:
  2. Wiktionary:

Duits

Uitgebreide vertaling voor säubern (Duits) in het Nederlands

säubern:

säubern werkwoord (säubere, säuberst, säubert, säuberte, säubertet, gesäuber)

  1. säubern (reinigen; saubermachen; putzen; aufräumen; reinmachen)
    schoonmaken; zuiveren; reinigen; schoonpoetsen
    • schoonmaken werkwoord (maak schoon, maakt schoon, maakte schoon, maakten schoon, schoongemaakt)
    • zuiveren werkwoord (zuiver, zuivert, zuiverde, zuiverden, gezuiverd)
    • reinigen werkwoord (reinig, reinigt, reinigde, reinigden, gereinigd)
    • schoonpoetsen werkwoord (poets schoon, poetst schoon, poetste schoon, poetsten schoon, schoongepoetst)
  2. säubern (läutern; reinigen; klären; aufklären; abtreiben)
    reinigen; kuisen; klaren; in zedelijk opzicht zuiveren; louteren
    • reinigen werkwoord (reinig, reinigt, reinigde, reinigden, gereinigd)
    • kuisen werkwoord (kuis, kuist, kuiste, kuisten, gekuist)
    • klaren werkwoord (klaar, klaart, klaarde, klaarden, geklaard)
    • louteren werkwoord (louter, loutert, louterde, louterden, gelouterd)
  3. säubern (reinwaschen)
    schoonwassen
    • schoonwassen werkwoord (was schoon, wast schoon, waste schoon, wasten schoon, schoongewassen)
  4. säubern (sauberbürsten)
    schoonvegen; schoonborstelen
    • schoonvegen werkwoord (veeg schoon, veegt schoon, veegde schoon, veegden schoon, schoongeveegd)
    • schoonborstelen werkwoord (borstel schoon, borstelt schoon, borstelde schoon, borstelden schoon, schoongeborsteld)

Conjugations for säubern:

Präsens
  1. säubere
  2. säuberst
  3. säubert
  4. säuberen
  5. säubert
  6. säuberen
Imperfekt
  1. säuberte
  2. säubertest
  3. säuberte
  4. säuberten
  5. säubertet
  6. säuberten
Perfekt
  1. habe gesäuber
  2. hast gesäuber
  3. hat gesäuber
  4. haben gesäuber
  5. habt gesäuber
  6. haben gesäuber
1. Konjunktiv [1]
  1. säubere
  2. säuberest
  3. säubere
  4. säuberen
  5. säuberet
  6. säuberen
2. Konjunktiv
  1. säuberte
  2. säubertest
  3. säuberte
  4. säuberten
  5. säubertet
  6. säuberten
Futur 1
  1. werde säubern
  2. wirst säubern
  3. wird säubern
  4. werden säubern
  5. werdet säubern
  6. werden säubern
1. Konjunktiv [2]
  1. würde säubern
  2. würdest säubern
  3. würde säubern
  4. würden säubern
  5. würdet säubern
  6. würden säubern
Diverses
  1. säuber!
  2. säubert!
  3. säuberen Sie!
  5. gesäuber
  6. säubernd
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor säubern:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
reinigen Putzen; Reinigen; Reinigung; Sauber machen; Saubermachen; Säuberung; Waschen
schoonmaken Putzen; Reinigen; Reinigung; Saubermachen; Säuberung
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
in zedelijk opzicht zuiveren abtreiben; aufklären; klären; läutern; reinigen; säubern
klaren abtreiben; aufklären; klären; läutern; reinigen; säubern Bagage einklarieren; einklarieren; in Ordnung bringen; klären
kuisen abtreiben; aufklären; klären; läutern; reinigen; säubern
louteren abtreiben; aufklären; klären; läutern; reinigen; säubern
reinigen abtreiben; aufklären; aufräumen; klären; läutern; putzen; reinigen; reinmachen; saubermachen; säubern ausmisten; ausräumen
schoonborstelen sauberbürsten; säubern
schoonmaken aufräumen; putzen; reinigen; reinmachen; saubermachen; säubern ausmisten; ausräumen
schoonpoetsen aufräumen; putzen; reinigen; reinmachen; saubermachen; säubern
schoonvegen sauberbürsten; säubern
schoonwassen reinwaschen; säubern
zuiveren aufräumen; putzen; reinigen; reinmachen; saubermachen; säubern freiplädieren; freisprechen

Synoniemen voor "säubern":


Wiktionary: säubern

säubern
verb
  1. van verontreinigingen ontdoen
Cross Translation:
FromToVia
• säubern → schoonmaken; poetsen; kuisen; wassen; reinigen ↔ clean — (transitive) to remove dirt from a place or object
• säubern → poetsen; schoonmaken ↔ clean — (intransitive) to make things clean
• säubern → schoonmaken ↔ nettoyer — rendre net, propre.







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0929 seconde
Page rendered in 1.0 seconds