Overzicht
Duits naar Nederlands: Meer gegevens...
- säugen:
-
Wiktionary:
- säugen → de borst geven, zogen
Duits
Uitgebreide vertaling voor säugen (Duits) in het Nederlands
säugen:
-
säugen (Brustnahrung geben; ernähren; füttern; einspeisen; großziehen)
borstvoeding geven; zogen; de borst geven-
borstvoeding geven werkwoord (geef borstvoeding, geeft borstvoeding, gaf borstvoeding, gaven borstvoeding, borstvoeding gegeven)
-
de borst geven werkwoord (geef de borst, geeft de borst, gaf de borst, gaven de borst, de borst gegeven)
-
-
säugen (stillen)
een baby zogen; zogen-
een baby zogen werkwoord (zoog een baby, zoogt een baby, zoogde een baby, zoogden een baby, een baby gezogen)
-
Conjugations for säugen:
Präsens
- säuge
- säugst
- säugt
- säugen
- säugt
- säugen
Imperfekt
- säugte
- säugtest
- säugte
- säugten
- säugtet
- säugten
Perfekt
- habe gesäugt
- hast gesäugt
- hat gesäugt
- haben gesäugt
- habt gesäugt
- haben gesäugt
1. Konjunktiv [1]
- säuge
- säugest
- säuge
- säugen
- säuget
- säugen
2. Konjunktiv
- säugte
- säugtest
- säugte
- säugten
- säugtet
- säugten
Futur 1
- werde säugen
- wirst säugen
- wird säugen
- werden säugen
- werdet säugen
- werden säugen
1. Konjunktiv [2]
- würde säugen
- würdest säugen
- würde säugen
- würden säugen
- würdet säugen
- würden säugen
Diverses
- säug!
- säugt!
- säugen Sie!
- gesäugt
- säugend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie
Vertaal Matrix voor säugen:
| Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
| borstvoeding geven | Brustnahrung geben; einspeisen; ernähren; füttern; großziehen; säugen | |
| de borst geven | Brustnahrung geben; einspeisen; ernähren; füttern; großziehen; säugen | |
| een baby zogen | stillen; säugen | |
| zogen | Brustnahrung geben; einspeisen; ernähren; füttern; großziehen; stillen; säugen |