Duits

Uitgebreide vertaling voor schlagfertig (Duits) in het Nederlands

schlagfertig:

schlagfertig bijvoeglijk naamwoord

  1. schlagfertig (aufgeweckt; pfiffig; spitzfindig; )
    adrem; bijdehand; snedig; gevat; raak
    • adrem bijvoeglijk naamwoord
    • bijdehand bijvoeglijk naamwoord
    • snedig bijvoeglijk naamwoord
    • gevat bijvoeglijk naamwoord
    • raak bijvoeglijk naamwoord
  2. schlagfertig (aufgeweckt; flott; lebhaft; quick)
    slagvaardig; ad rem; wakker
  3. schlagfertig (scharfsinnig; klug; scharfsichtig)
    slim; schrander; gis
    • slim bijvoeglijk naamwoord
    • schrander bijvoeglijk naamwoord
    • gis bijvoeglijk naamwoord
  4. schlagfertig (intelligent; klug; nett; )
    clever; slim; schrander; snugger; kien; uitgeslapen; pienter
  5. schlagfertig (energisch; lebhaft; lebendig; )
    energiek; vief; levendig; vol fut; geanimeerd

Vertaal Matrix voor schlagfertig:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
wakker Hüter; Wächter
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bijdehand aufgeweckt; ausgekocht; ausgeschlafen; behende; clever; dreist; durchtrieben; flink; flott; gerissen; gescheit; geschickt; gewandt; gewichst; geübt; glatt; helle; klug; pfiffig; scharfsinnig; schlagfertig; schlau; schneidig; spitzfindig; verschmitzt clever; gescheit; gewitzt; pfiffig; schlau
energiek aufgeweckt; energisch; forsch; kraftvoll; kräftig; lebendig; lebhaft; munter; schlagfertig aktiv; beweglich; dehnbar; eifrig; elastisch; energisch; federnd; gelenkig; gummiartig; kraftvoll; kräftig; lebendig; lebhaft; munter; quick; spannkräftig; tatkräftig; zugreifend
geanimeerd aufgeweckt; energisch; forsch; kraftvoll; kräftig; lebendig; lebhaft; munter; schlagfertig angeregt; ausgelassen; eifrig; emsig; fröhlich; gesellig; heiter; keck; lebendig; lebhaft; lustig; munter; quick; vergnüglich; wohlgemut
gevat aufgeweckt; ausgekocht; ausgeschlafen; behende; clever; dreist; durchtrieben; flink; flott; gerissen; gescheit; geschickt; gewandt; gewichst; geübt; glatt; helle; klug; pfiffig; scharfsinnig; schlagfertig; schlau; schneidig; spitzfindig; verschmitzt aufgeweckt; ausgeschlafen; behende; geistreich; gerieben; gescheit; geschickt; pfiffig; scharfsinnig; schlau; spitzfindig
gis klug; scharfsichtig; scharfsinnig; schlagfertig
kien aufgeweckt; ausgekocht; ausgeschlafen; behende; clever; flink; flott; gerissen; gescheit; geschickt; gewandt; gewichst; gewiegt; geübt; hinterlistig; intelligent; klug; listig; nett; pfiffig; scharfsinnig; schlagfertig; schlau; spitzfindig; witzig clever; gerissen; gescheit; gewieft; gewitzt; pfiffig; schlau
levendig aufgeweckt; energisch; forsch; kraftvoll; kräftig; lebendig; lebhaft; munter; schlagfertig agitiert; aktiv; aufgebracht; aufgeregt; aufgeweckt; ausgelassen; begeistert; beweglich; erhitzt; erregt; feurig; frisch; fröhlich; heiter; hitzig; lebendig; lebhaft; lustig; munter; quick; tüchtig
pienter aufgeweckt; ausgekocht; ausgeschlafen; behende; clever; flink; flott; gerissen; gescheit; geschickt; gewandt; gewichst; gewiegt; geübt; hinterlistig; intelligent; klug; listig; nett; pfiffig; scharfsinnig; schlagfertig; schlau; spitzfindig; witzig brillant; clever; einsichtsvoll; gelehrt; genial; gescheit; geschickt; gewitzt; hochgelehrt; intelligent; klug; pfiffig; sachverständig; scharfsinnig; schlau; vernünftig; weise
raak aufgeweckt; ausgekocht; ausgeschlafen; behende; clever; dreist; durchtrieben; flink; flott; gerissen; gescheit; geschickt; gewandt; gewichst; geübt; glatt; helle; klug; pfiffig; scharfsinnig; schlagfertig; schlau; schneidig; spitzfindig; verschmitzt bündig; kernig
schrander aufgeweckt; ausgekocht; ausgeschlafen; behende; clever; flink; flott; gerissen; gescheit; geschickt; gewandt; gewichst; gewiegt; geübt; hinterlistig; intelligent; klug; listig; nett; pfiffig; scharfsichtig; scharfsinnig; schlagfertig; schlau; spitzfindig; witzig aufgeweckt; ausgeschlafen; behende; brillant; geistreich; gelehrt; genial; gerissen; gescheit; geschickt; gewieft; hochgelehrt; intelligent; klug; pfiffig; scharfsinnig; schlau; spitzfindig; weise
slagvaardig aufgeweckt; flott; lebhaft; quick; schlagfertig
slim aufgeweckt; ausgekocht; ausgeschlafen; behende; clever; flink; flott; gerissen; gescheit; geschickt; gewandt; gewichst; gewiegt; geübt; hinterlistig; intelligent; klug; listig; nett; pfiffig; scharfsichtig; scharfsinnig; schlagfertig; schlau; spitzfindig; witzig aufgeweckt; ausgeschlafen; behende; clever; gebildet; geistreich; gelehrt; gerissen; gescheit; geschickt; geschult; gewieft; gewitzt; pfiffig; scharfsinnig; schlau; spitzfindig
snedig aufgeweckt; ausgekocht; ausgeschlafen; behende; clever; dreist; durchtrieben; flink; flott; gerissen; gescheit; geschickt; gewandt; gewichst; geübt; glatt; helle; klug; pfiffig; scharfsinnig; schlagfertig; schlau; schneidig; spitzfindig; verschmitzt aufgeweckt; ausgeschlafen; behende; geistreich; gerieben; gescheit; geschickt; pfiffig; scharfsinnig; schlau; spitzfindig
snugger aufgeweckt; ausgekocht; ausgeschlafen; behende; clever; flink; flott; gerissen; gescheit; geschickt; gewandt; gewichst; gewiegt; geübt; hinterlistig; intelligent; klug; listig; nett; pfiffig; scharfsinnig; schlagfertig; schlau; spitzfindig; witzig clever; gescheit; klug; vernünftig
uitgeslapen aufgeweckt; ausgekocht; ausgeschlafen; behende; clever; flink; flott; gerissen; gescheit; geschickt; gewandt; gewichst; gewiegt; geübt; hinterlistig; intelligent; klug; listig; nett; pfiffig; scharfsinnig; schlagfertig; schlau; spitzfindig; witzig abgehärtet; aufgeweckt; ausgeschlafen; behende; gehärtet; geistreich; gerieben; gerissen; gescheit; geschickt; gewieft; lebendig; lebhaft; munter; pfiffig; quick; routiniert; scharfsinnig; schlau; spitzfindig; wach; wacker
vief aufgeweckt; energisch; forsch; kraftvoll; kräftig; lebendig; lebhaft; munter; schlagfertig
wakker aufgeweckt; flott; lebhaft; quick; schlagfertig aufgeweckt; ausgelassen; begeistert; fröhlich; heiter; lebendig; lebhaft; lustig; munter; quick; wach; wacker
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
ad rem aufgeweckt; flott; lebhaft; quick; schlagfertig
adrem aufgeweckt; ausgekocht; ausgeschlafen; behende; clever; dreist; durchtrieben; flink; flott; gerissen; gescheit; geschickt; gewandt; gewichst; geübt; glatt; helle; klug; pfiffig; scharfsinnig; schlagfertig; schlau; schneidig; spitzfindig; verschmitzt
clever aufgeweckt; ausgekocht; ausgeschlafen; behende; clever; flink; flott; gerissen; gescheit; geschickt; gewandt; gewichst; gewiegt; geübt; hinterlistig; intelligent; klug; listig; nett; pfiffig; scharfsinnig; schlagfertig; schlau; spitzfindig; witzig gerissen; gewieft; pfiffig; schlau
vol fut aufgeweckt; energisch; forsch; kraftvoll; kräftig; lebendig; lebhaft; munter; schlagfertig

Synoniemen voor "schlagfertig":

  • wortgewandt