Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. schwabbeln:


Duits

Uitgebreide vertaling voor schwabbeln (Duits) in het Nederlands

schwabbeln:

schwabbeln werkwoord

  1. schwabbeln
    lillen; trillen; kloppen
    • lillen werkwoord
    • trillen werkwoord (tril, trilt, trilde, trilden, getrild)
    • kloppen werkwoord (klop, klopt, klopte, klopten, geklopt)

Vertaal Matrix voor schwabbeln:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
kloppen Klopfen
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
kloppen schwabbeln abklopfen; anstoßen; auf der Schreibmaschine schreiben; aufgehen; aufstampfen; berühren; decken; gleichen; hinkommen; klopfen; passen; pochen; richtig sein; stimmen; ticken; tippen; übereinstimmen
lillen schwabbeln
trillen schwabbeln beben; bibbern; schütteln; vibrieren; zittern; zucken