Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. sich abmühen:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor sich abmühen (Duits) in het Nederlands

sich abmühen:

sich abmühen werkwoord

  1. sich abmühen (sich abquälen)
    aftobben
    • aftobben werkwoord (tob af, tobt af, tobde af, tobden af, afgetobd)
  2. sich abmühen (schuften; sich plagen; sich abrackern)
    hard werken; aanpoten; flink aanpakken
    • hard werken werkwoord (werk hard, werkt hard, werkte hard, werkten hard, hard gewerkt)
    • aanpoten werkwoord (poot aan, pootte aan, pootten aan, aangepoot)
    • flink aanpakken werkwoord (pak flink aan, pakt flink aan, pakte flink aan, pakten flink aan, flink aangepakt)
  3. sich abmühen (schuften; sich abrackern; sich abarbeiten)
    zwoegen; ploeteren; sloven; afbeulen; sappelen; afjakkeren; afsloven; zich afsloven
    • zwoegen werkwoord (zwoeg, zwoegt, zwoegde, zwoegden, gezwoegd)
    • ploeteren werkwoord (ploeter, ploetert, ploeterde, ploeterden, geploeterd)
    • sloven werkwoord (sloof, slooft, sloofte, slooften, geslooft)
    • afbeulen werkwoord (beul af, beult af, beulde af, beulden af, afgebeuld)
    • sappelen werkwoord (sappel, sappelt, sappelde, sappelden, gesappeld)
    • afjakkeren werkwoord (jakker af, jakkert af, jakkerde af, jakkerden af, afgejakkerd)
    • afsloven werkwoord (sloof af, slooft af, sloofde af, sloofden af, afgesloofd)
    • zich afsloven werkwoord

Vertaal Matrix voor sich abmühen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afbeulen abmühen; abrackern
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aanpoten schuften; sich abmühen; sich abrackern; sich plagen eilen; hasten; hetzen; jagen; schuften; schwer arbeiten; sich beeilen; wetzen
afbeulen schuften; sich abarbeiten; sich abmühen; sich abrackern schuften; schwer arbeiten
afjakkeren schuften; sich abarbeiten; sich abmühen; sich abrackern
afsloven schuften; sich abarbeiten; sich abmühen; sich abrackern
aftobben sich abmühen; sich abquälen
flink aanpakken schuften; sich abmühen; sich abrackern; sich plagen durchgreifen; schuften; schwer arbeiten
hard werken schuften; sich abmühen; sich abrackern; sich plagen schuften; schwer arbeiten
ploeteren schuften; sich abarbeiten; sich abmühen; sich abrackern
sappelen schuften; sich abarbeiten; sich abmühen; sich abrackern
sloven schuften; sich abarbeiten; sich abmühen; sich abrackern schuften; schwer arbeiten
zich afsloven schuften; sich abarbeiten; sich abmühen; sich abrackern
zwoegen schuften; sich abarbeiten; sich abmühen; sich abrackern

Wiktionary: sich abmühen

sich abmühen
verb
  1. lijden, ongemak doorstaan

Cross Translation:
FromToVia
sich abmühen bedroeven; beproeven; pogen; streven; zich inspannen peiner — Faire de la peine, causer du chagrin, de l’inquiétude, affliger.

Verwante vertalingen van sich abmühen