Duits

Uitgebreide vertaling voor sickern (Duits) in het Nederlands

sickern:

sickern werkwoord (sickere, sickerst, sickert, sickerte, sickertet, gesickert)

  1. sickern
    doorlekken
    • doorlekken werkwoord (lek door, lekt door, lekte door, lekten door, doorgelekt)
  2. sickern
    wegdruppelen
    • wegdruppelen werkwoord (druppel weg, druppelt weg, druppelde weg, druppelden weg, weggedruppeld)
  3. sickern (herauströpfeln; tropfen; laufen; )
    druipen; druppels laten vallen; druppen; droppen; druppelen
    • druipen werkwoord (druip, druipt, droop, dropen, gedropen)
    • druppen werkwoord (drup, drupt, drupte, drupten, gedrupt)
    • droppen werkwoord (drop, dropt, dropte, dropten, gedropt)
    • druppelen werkwoord (druppel, druppelt, druppelde, druppelden, gedruppeld)
  4. sickern (abrutschen; senken; einsacken; )
    zakken; kelderen
    • zakken werkwoord (zak, zakt, zakte, zakten, gezakt)
    • kelderen werkwoord (kelder, keldert, kelderde, kelderden, gekelderd)
  5. sickern (sinken; untergehen; versinken; )
    ondergaan; zinken; onder water gaan
    • ondergaan werkwoord (onderga, ondergaat, onderging, ondergingen, ondergaan)
    • zinken werkwoord (zink, zinkt, zonk, zonken, gezonken)
    • onder water gaan werkwoord
  6. sickern (absickern; durchsickern)
    wegsijpelen
    • wegsijpelen werkwoord (sijpel weg, sijpelt weg, sijpelde weg, sijpelden weg, weggesijpeld)
  7. sickern (tropfen; triefen; laufen; )
    druppelen; afdruipen; sijpelen; droppen; druipen; druppen; druppels laten vallen; uitdruppelen
    • druppelen werkwoord (druppel, druppelt, druppelde, druppelden, gedruppeld)
    • afdruipen werkwoord (druip af, druipt af, droop af, dropen af, afgedropen)
    • sijpelen werkwoord (sijpel, sijpelt, sijpelde, sijpelden, gesijpeld)
    • droppen werkwoord (drop, dropt, dropte, dropten, gedropt)
    • druipen werkwoord (druip, druipt, droop, dropen, gedropen)
    • druppen werkwoord (drup, drupt, drupte, drupten, gedrupt)
    • uitdruppelen werkwoord (druppel uit, druppelt uit, druppelde uit, druppelden uit, uitgedruppeld)
  8. sickern (laufen; tropfen; triefen; abtropfen; tröpfeln)
    sijpelen; in straaltjes afdruipen

Conjugations for sickern:

Präsens
  1. sickere
  2. sickerst
  3. sickert
  4. sickeren
  5. sickert
  6. sickeren
Imperfekt
  1. sickerte
  2. sickertest
  3. sickerte
  4. sickerten
  5. sickertet
  6. sickerten
Perfekt
  1. habe gesickert
  2. hast gesickert
  3. hat gesickert
  4. haben gesickert
  5. habt gesickert
  6. haben gesickert
1. Konjunktiv [1]
  1. sickere
  2. sickerest
  3. sickere
  4. sickeren
  5. sickeret
  6. sickeren
2. Konjunktiv
  1. sickerte
  2. sickertest
  3. sickerte
  4. sickerten
  5. sickertet
  6. sickerten
Futur 1
  1. werde sickern
  2. wirst sickern
  3. wird sickern
  4. werden sickern
  5. werdet sickern
  6. werden sickern
1. Konjunktiv [2]
  1. würde sickern
  2. würdest sickern
  3. würde sickern
  4. würden sickern
  5. würdet sickern
  6. würden sickern
Diverses
  1. sicker!
  2. sickert!
  3. sickeren Sie!
  4. gesickert
  5. sickerend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor sickern:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afdruipen Abtropfen
droppen Abwerfen
kelderen Abrutschen; Einsinken; Sinken; Zurückfallen; stark im Wert fallen
uitdruppelen Abtropfen
zakken Taschen; Tüten
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afdruipen abtropfen; auslecken; durchfallen; durchsickern; herauströpfeln; laufen; lecken; sickern; triefen; tropfen; tröpfeln abtriefen; abtropfen; auslecken
doorlekken sickern
droppen abtropfen; auslecken; durchfallen; durchsickern; herauströpfeln; laufen; lecken; sickern; triefen; tropfen; tröpfeln abwerfen; schmeißen; werfen
druipen abtropfen; auslecken; durchfallen; durchsickern; herauströpfeln; laufen; lecken; sickern; triefen; tropfen; tröpfeln
druppelen abtropfen; auslecken; durchfallen; durchsickern; herauströpfeln; laufen; lecken; sickern; triefen; tropfen; tröpfeln
druppels laten vallen abtropfen; auslecken; durchfallen; durchsickern; herauströpfeln; laufen; lecken; sickern; triefen; tropfen; tröpfeln
druppen abtropfen; auslecken; durchfallen; durchsickern; herauströpfeln; laufen; lecken; sickern; triefen; tropfen; tröpfeln
in straaltjes afdruipen abtropfen; laufen; sickern; triefen; tropfen; tröpfeln
kelderen abrutschen; aus Zink; durchfallen; durchrasseln; einnicken; einpacken; einsacken; einschlafen; einschlummern; einsinken; einstürzen; fallen; galvanisieren; herabsacken; herunterrutschen; sausen; segeln; senken; setzen; sickern; sinken; versenken; versinken; verzinken; zinken kippen; purzeln; stark im Wert fallen; stolpern; stürzen; taumeln; umfallen; umkippen
onder water gaan einsinken; einstürzen; fallen; herunterrutschen; senken; sichsenken; sickern; sinken; umkommen; untergehen; versenken; versinken
ondergaan einsinken; einstürzen; fallen; herunterrutschen; senken; sichsenken; sickern; sinken; umkommen; untergehen; versenken; versinken erliegen; umkommen; untergehen; zugrunde gehen; zusammenbrechen
sijpelen abtropfen; auslecken; durchfallen; durchsickern; herauströpfeln; laufen; lecken; sickern; triefen; tropfen; tröpfeln
uitdruppelen abtropfen; auslecken; durchfallen; durchsickern; herauströpfeln; laufen; lecken; sickern; triefen; tropfen; tröpfeln abtropfen; auslecken
wegdruppelen sickern
wegsijpelen absickern; durchsickern; sickern
zakken abrutschen; aus Zink; durchfallen; durchrasseln; einnicken; einpacken; einsacken; einschlafen; einschlummern; einsinken; einstürzen; fallen; galvanisieren; herabsacken; herunterrutschen; sausen; segeln; senken; setzen; sickern; sinken; versenken; versinken; verzinken; zinken
zinken einsinken; einstürzen; fallen; herunterrutschen; senken; sichsenken; sickern; sinken; umkommen; untergehen; versenken; versinken vergehen; zerfallen; zurückgehen; zurücklaufen
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
zinken aus Zink

Synoniemen voor "sickern":


Wiktionary: sickern

sickern
verb
  1. intransitiv: langsam, in dünnen Rinnsalen, oder tropfenweise fließen
sickern
verb
  1. een proces waarbij een vloeistof zich door de kieren en poriën van een vaste massa heen begeeft

Cross Translation:
FromToVia
sickern zweten; druppelsgewijze lekken; afscheiden ooze — to secrete or slowly leak