Overzicht


Duits

Uitgebreide vertaling voor taugen (Duits) in het Nederlands

taugen:

taugen werkwoord (tauge, taugst, taugt, taugte, taugtet, getaugt)

  1. taugen (geschikt sein; passen; gefallen; konvenieren; schmecken)
    conveniëren; geschikt zijn; uitkomen; passen; deugen; passend zijn
    • conveniëren werkwoord (convenieer, convenieert, convenieerde, convenieerden, geconvenieerd)
    • geschikt zijn werkwoord (ben geschikt, bent geschikt, is geschikt, was geschikt, waren geschikt, geschikt geweest)
    • uitkomen werkwoord (kom uit, komt uit, kwam uit, kwamen uit, uitgekomen)
    • passen werkwoord (pas, past, paste, pasten, gepast)
    • deugen werkwoord (deug, deugt, deugde, deugden, gedeugd)
    • passend zijn werkwoord (ben passend, bent passend, is passend, was passend, waren passend, passend geweest)
  2. taugen
    dienstig zijn
    • dienstig zijn werkwoord (ben dienstig, bent dienstig, is dienstig, was dienstig, waren dienstig, dienstig geweest)

Conjugations for taugen:

Präsens
  1. tauge
  2. taugst
  3. taugt
  4. taugen
  5. taugt
  6. taugen
Imperfekt
  1. taugte
  2. taugtest
  3. taugte
  4. taugten
  5. taugtet
  6. taugten
Perfekt
  1. habe getaugt
  2. hast getaugt
  3. hat getaugt
  4. haben getaugt
  5. habt getaugt
  6. haben getaugt
1. Konjunktiv [1]
  1. tauge
  2. taugest
  3. tauge
  4. taugen
  5. tauget
  6. taugen
2. Konjunktiv
  1. taugte
  2. taugtest
  3. taugte
  4. taugten
  5. taugtet
  6. taugten
Futur 1
  1. werde taugen
  2. wirst taugen
  3. wird taugen
  4. werden taugen
  5. werdet taugen
  6. werden taugen
1. Konjunktiv [2]
  1. würde taugen
  2. würdest taugen
  3. würde taugen
  4. würden taugen
  5. würdet taugen
  6. würden taugen
Diverses
  1. taug!
  2. taugt!
  3. taugen Sie!
  4. getaugt
  5. taugend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor taugen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
passen Anprobieren; Fußstapfen; Schritte; Tritte
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
conveniëren gefallen; geschikt sein; konvenieren; passen; schmecken; taugen gefallen; gelegen kommen; gelegenkommen; konvenieren; passen; rundkommen
deugen gefallen; geschikt sein; konvenieren; passen; schmecken; taugen
dienstig zijn taugen
geschikt zijn gefallen; geschikt sein; konvenieren; passen; schmecken; taugen
passen gefallen; geschikt sein; konvenieren; passen; schmecken; taugen abgepaßt; abpassen; abzählen; anpassen; anprobieren; ausprobieren; einfügen; gelegen kommen; geziemen; konvenieren; passen; probieren; rundkommen; schicken; zählen
passend zijn gefallen; geschikt sein; konvenieren; passen; schmecken; taugen
uitkomen gefallen; geschikt sein; konvenieren; passen; schmecken; taugen ans Licht kommen; aufkommen; auskommen; auswirken; eintreffen; entdeckt werden; entspringen; entstehen; erfolgen; erscheinen; erstehen; erweisen; folgen; folgern; führen; gelegen kommen; gipfeln; herauskommen; hervorgehen; konvenieren; passen; rundkommen; sichergeben; sicherweisen; sichherausstellen; sichzeigen; vorkommen; zur Folge haben
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
uitkomen herauskommen; herausströmen

Synoniemen voor "taugen":