Overzicht


Duits

Uitgebreide vertaling voor transportabel (Duits) in het Nederlands

transportabel:

transportabel bijvoeglijk naamwoord

  1. transportabel (beweglich; mobil; nicht fest; )
    mobiel; los; beweegbaar; verzetbaar; verplaatsbaar; roerend
  2. transportabel (transportfähig; fahrbar; transportierbar)
    verplaatsbaar; transporteerbaar; vervoerbaar; transportabel

Vertaal Matrix voor transportabel:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
mobiel Funktelefon; Handy; Mobilfunktelefon; Mobiltelefon
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
beweegbaar beweglich; mobil; nicht fest; transportabel; transportfähig; transportierbar; versetzbar
los beweglich; mobil; nicht fest; transportabel; transportfähig; transportierbar; versetzbar flatterhaft; grundlos; instabil; locker; lose; nicht fest; pulverartig; rank; schlank; schmächtig; schwankend; unbeständig; unfest; ungewiß; unsicher; unsolide; unzuverlässig; veränderlich; wackelig; wandelbar; wankelmütig; wechselhaft
mobiel beweglich; mobil; nicht fest; transportabel; transportfähig; transportierbar; versetzbar
roerend beweglich; mobil; nicht fest; transportabel; transportfähig; transportierbar; versetzbar bewegend; emotional; ergreifend; herzergreifend; herzzerreißend; rührend; tragisch
transportabel fahrbar; transportabel; transportfähig; transportierbar
verplaatsbaar beweglich; fahrbar; mobil; nicht fest; transportabel; transportfähig; transportierbar; versetzbar locker; nicht fest
vervoerbaar fahrbar; transportabel; transportfähig; transportierbar
Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
mobiel Daten-; Mobilfunk; Mobilfunknetz; Mobilnetz
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
transporteerbaar fahrbar; transportabel; transportfähig; transportierbar
verzetbaar beweglich; mobil; nicht fest; transportabel; transportfähig; transportierbar; versetzbar