Duits

Uitgebreide vertaling voor tyrannisieren (Duits) in het Nederlands

tyrannisieren:

tyrannisieren werkwoord (tyrannisiere, tyrannisierst, tyrannisiert, tyrannisierte, tyrannisiertet, tyrannisiert)

  1. tyrannisieren (quälen; plagen; triezen; )
    pesten; plagen; koeioneren; kwellen; treiteren; tergen; narren; tarten; sarren
    • pesten werkwoord (pest, pestte, pestten, gepest)
    • plagen werkwoord (plaag, plaagt, plaagde, plaagden, geplaagd)
    • koeioneren werkwoord (koeioneer, koeioneert, koeioneerde, koeioneerden, gekoeioneerd)
    • kwellen werkwoord (kwel, kwelt, kwelde, kwelden, gekweld)
    • treiteren werkwoord (treiter, treitert, treiterde, treiterden, getreiterd)
    • tergen werkwoord (terg, tergt, tergde, tergden, getergd)
    • narren werkwoord
    • tarten werkwoord (tart, tartte, tartten, getart)
    • sarren werkwoord (sar, sart, sarde, sarden, sarde)
  2. tyrannisieren (einschüchtern; terrorisieren)
    intimideren; terroriseren; tiranniseren; vrees aanjagen
    • intimideren werkwoord (intimideer, intimideert, intimideerde, intimideerden, geïntimideerd)
    • terroriseren werkwoord (terroriseer, terroriseert, terroriseerde, terroriseerden, geterroriseerd)
    • tiranniseren werkwoord (tiranniseer, tiranniseert, tiranniseerde, tiranniseerden, getiranniseerd)
    • vrees aanjagen werkwoord
  3. tyrannisieren (einschüchtern; erschrecken; Aangst einjaagen; terrorisieren)
    verschrikken; bangmaken; beangstigen; doen schrikken; angst aanjagen
    • verschrikken werkwoord (verschrik, verschrikt, verschrok, verschrokken, verschrokken)
    • bangmaken werkwoord (maak bang, maakt bang, maakte bang, maakten bang, bang gemaakt)
    • beangstigen werkwoord (beangstig, beangstigt, beangstigde, beangstigden, beangstigd)
    • doen schrikken werkwoord
    • angst aanjagen werkwoord (jaag angst aan, jaagt angst aan, joeg angst aan, joegen angst aan, angst aangejaagd)
  4. tyrannisieren (an der Kandare halten; einschüchtern; an der Kandare haben; streng behandeln)
    intimideren; ringeloren; tiranniseren
    • intimideren werkwoord (intimideer, intimideert, intimideerde, intimideerden, geïntimideerd)
    • ringeloren werkwoord (ringeloor, ringeloort, ringeloorde, ringeloorden, geringeloord)
    • tiranniseren werkwoord (tiranniseer, tiranniseert, tiranniseerde, tiranniseerden, getiranniseerd)

Conjugations for tyrannisieren:

Präsens
  1. tyrannisiere
  2. tyrannisierst
  3. tyrannisiert
  4. tyrannisieren
  5. tyrannisiert
  6. tyrannisieren
Imperfekt
  1. tyrannisierte
  2. tyrannisiertest
  3. tyrannisierte
  4. tyrannisierten
  5. tyrannisiertet
  6. tyrannisierten
Perfekt
  1. habe tyrannisiert
  2. hast tyrannisiert
  3. hat tyrannisiert
  4. haben tyrannisiert
  5. habt tyrannisiert
  6. haben tyrannisiert
1. Konjunktiv [1]
  1. tyrannisiere
  2. tyrannisierest
  3. tyrannisiere
  4. tyrannisieren
  5. tyrannisieret
  6. tyrannisieren
2. Konjunktiv
  1. tyrannisierte
  2. tyrannisiertest
  3. tyrannisierte
  4. tyrannisierten
  5. tyrannisiertet
  6. tyrannisierten
Futur 1
  1. werde tyrannisieren
  2. wirst tyrannisieren
  3. wird tyrannisieren
  4. werden tyrannisieren
  5. werdet tyrannisieren
  6. werden tyrannisieren
1. Konjunktiv [2]
  1. würde tyrannisieren
  2. würdest tyrannisieren
  3. würde tyrannisieren
  4. würden tyrannisieren
  5. würdet tyrannisieren
  6. würden tyrannisieren
Diverses
  1. tyrannisier!
  2. tyrannisiert!
  3. tyrannisieren Sie!
  4. tyrannisiert
  5. tyrannisierend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor tyrannisieren:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
plagen Marter; Plagen; Qualen; Torturen
treiteren Piesacken; Quälen; Sekkieren
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
angst aanjagen Aangst einjaagen; einschüchtern; erschrecken; terrorisieren; tyrannisieren
bangmaken Aangst einjaagen; einschüchtern; erschrecken; terrorisieren; tyrannisieren
beangstigen Aangst einjaagen; einschüchtern; erschrecken; terrorisieren; tyrannisieren beängstigen; sorgen
doen schrikken Aangst einjaagen; einschüchtern; erschrecken; terrorisieren; tyrannisieren
intimideren an der Kandare haben; an der Kandare halten; einschüchtern; streng behandeln; terrorisieren; tyrannisieren abnötigen; abzwingen; einschüchtern; erpressen; erzwingen; unter Druck setzen
koeioneren belästigen; brutal vorgehen; einschüchtern; martern; piesacken; plagen; quälen; schikanieren; schinden; triezen; tyrannisieren; wegekeln
kwellen belästigen; brutal vorgehen; einschüchtern; martern; piesacken; plagen; quälen; schikanieren; schinden; triezen; tyrannisieren; wegekeln foltern; kasteien; martern; peinigen; verletzen
narren belästigen; brutal vorgehen; einschüchtern; martern; piesacken; plagen; quälen; schikanieren; schinden; triezen; tyrannisieren; wegekeln
pesten belästigen; brutal vorgehen; einschüchtern; martern; piesacken; plagen; quälen; schikanieren; schinden; triezen; tyrannisieren; wegekeln piesacken; provozieren; reizen; schikanieren; striezen; triezen; zusetzen; ärgern
plagen belästigen; brutal vorgehen; einschüchtern; martern; piesacken; plagen; quälen; schikanieren; schinden; triezen; tyrannisieren; wegekeln piesacken; provozieren; reizen; schikanieren; striezen; triezen; zusetzen; ärgern
ringeloren an der Kandare haben; an der Kandare halten; einschüchtern; streng behandeln; tyrannisieren
sarren belästigen; brutal vorgehen; einschüchtern; martern; piesacken; plagen; quälen; schikanieren; schinden; triezen; tyrannisieren; wegekeln piesacken; provozieren; reizen; schikanieren; striezen; triezen; zusetzen; ärgern
tarten belästigen; brutal vorgehen; einschüchtern; martern; piesacken; plagen; quälen; schikanieren; schinden; triezen; tyrannisieren; wegekeln piesacken; provozieren; reizen; schikanieren; striezen; triezen; zusetzen; ärgern
tergen belästigen; brutal vorgehen; einschüchtern; martern; piesacken; plagen; quälen; schikanieren; schinden; triezen; tyrannisieren; wegekeln piesacken; provozieren; reizen; schikanieren; striezen; triezen; zusetzen; ärgern
terroriseren einschüchtern; terrorisieren; tyrannisieren
tiranniseren an der Kandare haben; an der Kandare halten; einschüchtern; streng behandeln; terrorisieren; tyrannisieren
treiteren belästigen; brutal vorgehen; einschüchtern; martern; piesacken; plagen; quälen; schikanieren; schinden; triezen; tyrannisieren; wegekeln piesacken; provozieren; reizen; schikanieren; striezen; triezen; zusetzen; ärgern
verschrikken Aangst einjaagen; einschüchtern; erschrecken; terrorisieren; tyrannisieren Angst einjagen; abschrecken; verscheuchen; verschrecken
vrees aanjagen einschüchtern; terrorisieren; tyrannisieren