Duits

Uitgebreide vertaling voor verschwenden (Duits) in het Nederlands

verschwenden:

verschwenden werkwoord (verschwende, verschwendest, verschwendet, verschwendete, verschwendetet, verschwendet)

  1. verschwenden (verprassen; vergeuden; vertun; wegschmeißen; verhunzen)
    verspillen; verkwanselen; verbrassen; verkwisten; verkopen; verboemelen
    • verspillen werkwoord (verspil, verspilt, verspilde, verspilden, verspild)
    • verkwanselen werkwoord (verkwansel, verkwanselt, verkwanselde, verkwanselden, verkwanseld)
    • verbrassen werkwoord (verbras, verbrast, verbraste, verbrasten, verbrast)
    • verkwisten werkwoord (verkwist, verkwistte, verkwistten, verkwist)
    • verkopen werkwoord (verkoop, verkoopt, verkocht, verkochten, verkocht)
    • verboemelen werkwoord (verboemel, verboemelt, verboemelde, verboemelden, verboemeld)
  2. verschwenden (vertun; verderben; vergeuden; )
    verspillen; verdoen
    • verspillen werkwoord (verspil, verspilt, verspilde, verspilden, verspild)
    • verdoen werkwoord (verdoe, verdoet, verdeed, verdeden, verdaan)
  3. verschwenden (vergießen; gießen; vergeuden; vertun; kleckern)
    vergieten
    • vergieten werkwoord (vergiet, vergoot, vergoten, vergoten)
  4. verschwenden (spenden)
    erdoor jagen
    • erdoor jagen werkwoord (jaag erdoor, jaagt erdoor, joeg erdoor, joegen erdoor, erdoor gejaagd)
  5. verschwenden (verprassen; vergeuden; seineErsparnisseverprassen)
    opmaken; potverteren
    • opmaken werkwoord (maak op, maakt op, maakte op, maakten op, opgemaakt)
    • potverteren werkwoord (potverteer, potverteert, potverteerde, potverteerden, potverteerd)
  6. verschwenden (verprassen)
    versjacheren
    • versjacheren werkwoord (versjacher, versjachert, versjacherde, versjacherden, versjacherd)

Conjugations for verschwenden:

Präsens
  1. verschwende
  2. verschwendest
  3. verschwendet
  4. verschwenden
  5. verschwendet
  6. verschwenden
Imperfekt
  1. verschwendete
  2. verschwendetest
  3. verschwendete
  4. verschwendeten
  5. verschwendetet
  6. verschwendeten
Perfekt
  1. habe verschwendet
  2. hast verschwendet
  3. hat verschwendet
  4. haben verschwendet
  5. habt verschwendet
  6. haben verschwendet
1. Konjunktiv [1]
  1. verschwende
  2. verschwendest
  3. verschwende
  4. verschwenden
  5. verschwendet
  6. verschwenden
2. Konjunktiv
  1. verschwendete
  2. verschwendetest
  3. verschwendete
  4. verschwendeten
  5. verschwendetet
  6. verschwendeten
Futur 1
  1. werde verschwenden
  2. wirst verschwenden
  3. wird verschwenden
  4. werden verschwenden
  5. werdet verschwenden
  6. werden verschwenden
1. Konjunktiv [2]
  1. würde verschwenden
  2. würdest verschwenden
  3. würde verschwenden
  4. würden verschwenden
  5. würdet verschwenden
  6. würden verschwenden
Diverses
  1. verschwend!
  2. verschwendet!
  3. verschwenden Sie!
  4. verschwendet
  5. verschwendend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor verschwenden:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
opmaken Redigieren; Zurechtmachen
vergieten Geschrei
verkopen Verkäufe
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
erdoor jagen spenden; verschwenden
opmaken seineErsparnisseverprassen; vergeuden; verprassen; verschwenden Vorbereitungen treffen; anmalen; aufbrauchen; aufmachen; benutzen; dekorieren; feinmachen; fertigmachen; fertigstellen; garnieren; gebrauchen; gestalten; konsumieren; schminken; verbrauchen; verzieren; vollenden; zieren
potverteren seineErsparnisseverprassen; vergeuden; verprassen; verschwenden
verboemelen vergeuden; verhunzen; verprassen; verschwenden; vertun; wegschmeißen
verbrassen vergeuden; verhunzen; verprassen; verschwenden; vertun; wegschmeißen
verdoen verderben; vergeuden; vergießen; verhunzen; verkrümeln; vermasseln; vermurksen; verpfuschen; verschwenden; vertun
vergieten gießen; kleckern; vergeuden; vergießen; verschwenden; vertun
verkopen vergeuden; verhunzen; verprassen; verschwenden; vertun; wegschmeißen auktionieren; feilbieten; handeln; verhandeln; verkaufen; vertreiben; veräußern
verkwanselen vergeuden; verhunzen; verprassen; verschwenden; vertun; wegschmeißen
verkwisten vergeuden; verhunzen; verprassen; verschwenden; vertun; wegschmeißen
versjacheren verprassen; verschwenden
verspillen verderben; vergeuden; vergießen; verhunzen; verkrümeln; vermasseln; vermurksen; verpfuschen; verprassen; verschwenden; vertun; wegschmeißen

Synoniemen voor "verschwenden":


Wiktionary: verschwenden

verschwenden
verb
  1. iets gebruiken zonder dat je het goed of volledig benut
  2. door nalatigheid verloren laten gaan

Cross Translation:
FromToVia
verschwenden verspillen; verkwanselen; verbrassen squander — to waste
verschwenden verspillen; verkwisten; vermorsen; verdoen; verklungelen waste — to squander
verschwenden opmaken; verdoen; verklungelen; verkwisten; vermorsen; verspillen; uiteendrijven; uiteenjagen; verspreiden; verstrooien dissiperdétruire en disperser.
verschwenden verspillen; verkwisten gaspiller — Dépenser, consommer avec prodigalité. (Sens général).
verschwenden verkwisten; opmaken; verdoen; verklungelen; vermorsen; verspillen prodiguerdonner, dépenser avec profusion.