Duits
Uitgebreide vertaling voor versteifen (Duits) in het Nederlands
versteifen:
-
versteifen (eindicken; stärken)
-
versteifen (stramm machen)
-
versteifen (erstarren; erfrieren; erhärten; verhärten; erlahmen; verstocken; eindicken; stillstehen; versteinern; steif werden)
Conjugations for versteifen:
Präsens
- versteife
- versteifst
- versteift
- versteifen
- versteift
- versteifen
Imperfekt
- versteifte
- versteiftest
- versteifte
- versteiften
- versteiftet
- versteiften
Perfekt
- habe versteift
- hast versteift
- hat versteift
- haben versteift
- habt versteift
- haben versteift
1. Konjunktiv [1]
- versteife
- versteifest
- versteife
- versteifen
- versteifet
- versteifen
2. Konjunktiv
- versteifte
- versteiftest
- versteifte
- versteiften
- versteiftet
- versteiften
Futur 1
- werde versteifen
- wirst versteifen
- wird versteifen
- werden versteifen
- werdet versteifen
- werden versteifen
1. Konjunktiv [2]
- würde versteifen
- würdest versteifen
- würde versteifen
- würden versteifen
- würdet versteifen
- würden versteifen
Diverses
- versteif!
- versteift!
- versteifen Sie!
- versteift
- versteifend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie
Vertaal Matrix voor versteifen:
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
stijf maken | eindicken; stärken; versteifen | |
stijven | eindicken; stärken; versteifen | |
strak maken | stramm machen; versteifen | |
verstarren | eindicken; erfrieren; erhärten; erlahmen; erstarren; steif werden; stillstehen; verhärten; versteifen; versteinern; verstocken | |
verstenen | eindicken; erfrieren; erhärten; erlahmen; erstarren; steif werden; stillstehen; verhärten; versteifen; versteinern; verstocken | versteinern; zu Stein werden |
verstijven | eindicken; erfrieren; erhärten; erlahmen; erstarren; steif werden; stillstehen; verhärten; versteifen; versteinern; verstocken | schaudern; vor Angst schlottern |
Synoniemen voor "versteifen":
Computer vertaling door derden: