Overzicht


Duits

Uitgebreide vertaling voor verurteilen (Duits) in het Nederlands

verurteilen:

verurteilen werkwoord (verurteile, verurteilst, verurteilt, verurteilte, verurteiltet, verurteilt)

  1. verurteilen (mißbilligen; rügen; tadeln)
    afkeuren; veroordelen
    • afkeuren werkwoord (keur af, keurt af, keurde af, keurden af, afgekeurd)
    • veroordelen werkwoord (veroordeel, veroordeelt, veroordeelde, veroordeelden, veroordeeld)
  2. verurteilen (das Urteil sprechen)
    veroordelen; vonnissen
    • veroordelen werkwoord (veroordeel, veroordeelt, veroordeelde, veroordeelden, veroordeeld)
    • vonnissen werkwoord (vonnis, vonnist, vonniste, vonnisten, gevonnist)
  3. verurteilen (verfolgen; das Urteil sprechen)
    berechten; vervolgen
    • berechten werkwoord (berecht, berechtte, berechtten, berecht)
    • vervolgen werkwoord (vervolg, vervolgt, vervolgde, vervolgden, vervolgd)
  4. verurteilen (aburteilen)
    vonnis uitspreken; vonnissen
  5. verurteilen (zur Hölle wünschen; verdammen; aburteilen; das Urteil sprechen)
    verdoemen; veroordelen tot de hel

Conjugations for verurteilen:

Präsens
  1. verurteile
  2. verurteilst
  3. verurteilt
  4. verurteilen
  5. verurteilt
  6. verurteilen
Imperfekt
  1. verurteilte
  2. verurteiltest
  3. verurteilte
  4. verurteilten
  5. verurteiltet
  6. verurteilten
Perfekt
  1. habe verurteilt
  2. hast verurteilt
  3. hat verurteilt
  4. haben verurteilt
  5. habt verurteilt
  6. haben verurteilt
1. Konjunktiv [1]
  1. verurteile
  2. verurteilest
  3. verurteile
  4. verurteilen
  5. verurteilet
  6. verurteilen
2. Konjunktiv
  1. verurteilte
  2. verurteiltest
  3. verurteilte
  4. verurteilten
  5. verurteiltet
  6. verurteilten
Futur 1
  1. werde verurteilen
  2. wirst verurteilen
  3. wird verurteilen
  4. werden verurteilen
  5. werdet verurteilen
  6. werden verurteilen
1. Konjunktiv [2]
  1. würde verurteilen
  2. würdest verurteilen
  3. würde verurteilen
  4. würden verurteilen
  5. würdet verurteilen
  6. würden verurteilen
Diverses
  1. verurteil!
  2. verurteilt!
  3. verurteilen Sie!
  4. verurteilt
  5. verurteilend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor verurteilen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afkeuren Ablehnen
berechten Aburteilen; Aburteilung; Urteilssprüche
vonnissen Urteilssprüche
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afkeuren mißbilligen; rügen; tadeln; verurteilen ablehnen; abschlagen; aburteilen; abweisen; ausschlagen; beanstanden; für unzweckmäßig erklären; verwerfen; zurückweisen
berechten das Urteil sprechen; verfolgen; verurteilen
verdoemen aburteilen; das Urteil sprechen; verdammen; verurteilen; zur Hölle wünschen verdammen; verfluchen; verwünschen
veroordelen das Urteil sprechen; mißbilligen; rügen; tadeln; verurteilen
veroordelen tot de hel aburteilen; das Urteil sprechen; verdammen; verurteilen; zur Hölle wünschen
vervolgen das Urteil sprechen; verfolgen; verurteilen andauern; durchgehen; erstreben; fortdauern; fortfahren; fortführen; fortgehen; fortsetzen; fortwähren; gerichtlich verfolgen; kontinuieren; nacheifern; nachjagen; nachstreben; streben nach; verfolgen; weitergehen; weiterlaufen; weitermachen
vonnis uitspreken aburteilen; verurteilen
vonnissen aburteilen; das Urteil sprechen; verurteilen

Synoniemen voor "verurteilen":


Wiktionary: verurteilen

verurteilen
verb
  1. in een rechtszaak een oordeel uitspreken
  2. zeggen dat je iets verkeerd vindt

Cross Translation:
FromToVia
verurteilen veroordelen condemn — to confer eternal divine punishment upon
verurteilen vonnissen; veroordelen convict — to find guilty
verurteilen beschuldigen; afkeuren denounce — to criticize or speak out against
verurteilen veroordelen; beoordelen judge — to criticize or label another person or thing
verurteilen straffen; veroordelen sentence — declare a sentence on a convicted person