Duits

Uitgebreide vertaling voor vervielfältigen (Duits) in het Nederlands

vervielfältigen:

vervielfältigen werkwoord (vervielfältige, vervielfältigst, vervielfältigt, vervielfältigte, vervielfältigtet, vervielfältigt)

  1. vervielfältigen (vervielfachen; reproduzieren)
    vermenigvuldigen; verveelvoudigen
    • vermenigvuldigen werkwoord (vermenigvuldig, vermenigvuldigt, vermenigvuldigde, vermenigvuldigden, vermenigvuldigd)
    • verveelvoudigen werkwoord (verveelvoudig, verveelvoudigt, verveelvoudigde, verveelvoudigden, verveelvoudigd)
  2. vervielfältigen (kopieren; nachbilden; nachahmen; )
    kopiëren; kopie maken
    • kopiëren werkwoord (kopiëer, kopiëert, kopiëerde, kopiëerden, gekopiëerd)
    • kopie maken werkwoord
  3. vervielfältigen (verdoppeln; multiplizieren; vervielfachen; )
    reproduceren; verdubbelen; vermenigvuldigen
    • reproduceren werkwoord (reproduceer, reproduceert, reproduceerde, reproduceerden, gereproduceerd)
    • verdubbelen werkwoord (verdubbel, verdubbelt, verdubbelde, verdubbelden, verdubbeld)
    • vermenigvuldigen werkwoord (vermenigvuldig, vermenigvuldigt, vermenigvuldigde, vermenigvuldigden, vermenigvuldigd)
  4. vervielfältigen (kopieren)
    stencilen; kopiëren
    • stencilen werkwoord (stencil, stencilt, stencilde, stencilden, gestencild)
    • kopiëren werkwoord (kopiëer, kopiëert, kopiëerde, kopiëerden, gekopiëerd)
  5. vervielfältigen (nachahmen; kopieren)
    nabootsen; kopiëren; namaken
    • nabootsen werkwoord (boots na, bootst na, bootste na, bootsten na, nagebootst)
    • kopiëren werkwoord (kopiëer, kopiëert, kopiëerde, kopiëerden, gekopiëerd)
    • namaken werkwoord (maak na, maakt na, maakte na, maakten na, nagemaakt)
  6. vervielfältigen (nachbilden)
  7. vervielfältigen (nachahmen; nachbilden; verkehren; )
    kopiëren; kopie trekken
  8. vervielfältigen (fälschen; verfälschen; nachmachen; imitieren; nachbilden)
    falsificeren; namaken; vervalsen; kopiëren; nabootsen
    • falsificeren werkwoord (falsificeer, falsificeert, falsificeerde, falsificeerden, gefalsificeerd)
    • namaken werkwoord (maak na, maakt na, maakte na, maakten na, nagemaakt)
    • vervalsen werkwoord (vervals, vervalst, vervalste, vervalsten, vervalst)
    • kopiëren werkwoord (kopiëer, kopiëert, kopiëerde, kopiëerden, gekopiëerd)
    • nabootsen werkwoord (boots na, bootst na, bootste na, bootsten na, nagebootst)

Conjugations for vervielfältigen:

Präsens
  1. vervielfältige
  2. vervielfältigst
  3. vervielfältigt
  4. vervielfältigen
  5. vervielfältigt
  6. vervielfältigen
Imperfekt
  1. vervielfältigte
  2. vervielfältigtest
  3. vervielfältigte
  4. vervielfältigten
  5. vervielfältigtet
  6. vervielfältigten
Perfekt
  1. habe vervielfältigt
  2. hast vervielfältigt
  3. hat vervielfältigt
  4. haben vervielfältigt
  5. habt vervielfältigt
  6. haben vervielfältigt
1. Konjunktiv [1]
  1. vervielfältige
  2. vervielfältigest
  3. vervielfältige
  4. vervielfältigen
  5. vervielfältiget
  6. vervielfältigen
2. Konjunktiv
  1. vervielfältigte
  2. vervielfältigtest
  3. vervielfältigte
  4. vervielfältigten
  5. vervielfältigtet
  6. vervielfältigten
Futur 1
  1. werde vervielfältigen
  2. wirst vervielfältigen
  3. wird vervielfältigen
  4. werden vervielfältigen
  5. werdet vervielfältigen
  6. werden vervielfältigen
1. Konjunktiv [2]
  1. würde vervielfältigen
  2. würdest vervielfältigen
  3. würde vervielfältigen
  4. würden vervielfältigen
  5. würdet vervielfältigen
  6. würden vervielfältigen
Diverses
  1. vervielfältig!
  2. vervielfältigt!
  3. vervielfältigen Sie!
  4. vervielfältigt
  5. vervielfältigend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor vervielfältigen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
kopiëren Kopieren
verdubbelen Verdoppelung
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
dupliceren nachbilden; vervielfältigen duplizieren
falsificeren fälschen; imitieren; nachbilden; nachmachen; verfälschen; vervielfältigen
kopie maken fälschen; imitieren; kopieren; nachahmen; nachbilden; nachmachen; vervielfältigen
kopie trekken falsifizieren; fälschen; nachahmen; nachbilden; nachmachen; verfälschen; verkehren; vervielfältigen
kopiëren falsifizieren; fälschen; imitieren; kopieren; nachahmen; nachbilden; nachmachen; verfälschen; verkehren; vervielfältigen abschreiben; kopieren
multipliceren nachbilden; vervielfältigen
nabootsen fälschen; imitieren; kopieren; nachahmen; nachbilden; nachmachen; verfälschen; vervielfältigen imitieren; kopieren; nachahmen; nachbilden; nachmachen
namaken fälschen; imitieren; kopieren; nachahmen; nachbilden; nachmachen; verfälschen; vervielfältigen
reproduceren fälschen; multiplizieren; reproduzieren; verdoppeln; vermehren; vervielfachen; vervielfältigen kopieren; nachbilden; reproduzieren
stencilen kopieren; vervielfältigen schablonieren
verdubbelen fälschen; multiplizieren; reproduzieren; verdoppeln; vermehren; vervielfachen; vervielfältigen
vermenigvuldigen fälschen; multiplizieren; reproduzieren; verdoppeln; vermehren; vervielfachen; vervielfältigen fortpflanzen
vervalsen fälschen; imitieren; nachbilden; nachmachen; verfälschen; vervielfältigen
verveelvoudigen reproduzieren; vervielfachen; vervielfältigen

Synoniemen voor "vervielfältigen":


Wiktionary: vervielfältigen


Cross Translation:
FromToVia
vervielfältigen dupliceren duplicate — to make a copy of
vervielfältigen stencilen ronéotyperreproduire à la ronéo sur du papier un texte ou un dessin fait au stencil.