Overzicht


Duits

Uitgebreide vertaling voor vorbeikommen (Duits) in het Nederlands

vorbeikommen:

vorbeikommen werkwoord (komme vorbei, kommst vorbei, kommt vorbei, kam vorbei, kamt vorbei, verbeigekommen)

  1. vorbeikommen (besuchen)
    bezoeken; langskomen; voorbijkomen; op bezoek komen; opzoeken; inlopen; aankomen
    • bezoeken werkwoord (bezoek, bezoekt, bezocht, bezochten, bezocht)
    • langskomen werkwoord (kom langs, komt langs, kwam langs, kwamen langs, langsgekomen)
    • voorbijkomen werkwoord (kom voorbij, komt voorbij, kwam voorbij, kwamen voorbij, voorbij gekomen)
    • op bezoek komen werkwoord
    • opzoeken werkwoord (zoek op, zoekt op, zocht op, zochten op, opgezocht)
    • inlopen werkwoord (loop in, loopt in, liep in, liepen in, ingelopen)
    • aankomen werkwoord (kom aan, komt aan, kwam aan, kwamen aan, aangekomen)
  2. vorbeikommen (auf Besuch gehen; besuchen; aufsuchen; vorüberkommen)
    bezoeken; langskomen; voorbijkomen; iemand opzoeken; op visite gaan; langsgaan; aankomen
    • bezoeken werkwoord (bezoek, bezoekt, bezocht, bezochten, bezocht)
    • langskomen werkwoord (kom langs, komt langs, kwam langs, kwamen langs, langsgekomen)
    • voorbijkomen werkwoord (kom voorbij, komt voorbij, kwam voorbij, kwamen voorbij, voorbij gekomen)
    • iemand opzoeken werkwoord
    • op visite gaan werkwoord
    • langsgaan werkwoord (ga langs, gaat langs, ging langs, gingen langs, langsgegaan)
    • aankomen werkwoord (kom aan, komt aan, kwam aan, kwamen aan, aangekomen)
  3. vorbeikommen (herüberkommen)
    overwippen; binnenwippen

Conjugations for vorbeikommen:

Präsens
  1. komme vorbei
  2. kommst vorbei
  3. kommt vorbei
  4. kommen vorbei
  5. kommt vorbei
  6. kommen vorbei
Imperfekt
  1. kam vorbei
  2. kamst vorbei
  3. kam vorbei
  4. kamen vorbei
  5. kamt vorbei
  6. kamen vorbei
Perfekt
  1. bin verbeigekommen
  2. bist verbeigekommen
  3. ist verbeigekommen
  4. sind verbeigekommen
  5. seid verbeigekommen
  6. sind verbeigekommen
1. Konjunktiv [1]
  1. komme vorbei
  2. kommest vorbei
  3. komme vorbei
  4. kommen vorbei
  5. kommet vorbei
  6. kommen vorbei
2. Konjunktiv
  1. käme vorbei
  2. kämest vorbei
  3. käme vorbei
  4. kämen vorbei
  5. kämet vorbei
  6. kämen vorbei
Futur 1
  1. werde vorbeikommen
  2. wirst vorbeikommen
  3. wird vorbeikommen
  4. werden vorbeikommen
  5. werdet vorbeikommen
  6. werden vorbeikommen
1. Konjunktiv [2]
  1. würde vorbeikommen
  2. würdest vorbeikommen
  3. würde vorbeikommen
  4. würden vorbeikommen
  5. würdet vorbeikommen
  6. würden vorbeikommen
Diverses
  1. komm vorbei!
  2. kommt vorbei!
  3. kommen Sie vorbei!
  4. verbeigekommen
  5. vorbeikommend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor vorbeikommen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aankomen Ankommen; Arrivieren
inlopen Anlaufen
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aankomen auf Besuch gehen; aufsuchen; besuchen; vorbeikommen; vorüberkommen angelangen; ankommen; arrivieren; aufhören; beenden; dicker und schwerder werden; einlaufen; eintreffen; enden; hinkommen; zunehmen
bezoeken auf Besuch gehen; aufsuchen; besuchen; vorbeikommen; vorüberkommen
binnenwippen herüberkommen; vorbeikommen
iemand opzoeken auf Besuch gehen; aufsuchen; besuchen; vorbeikommen; vorüberkommen
inlopen besuchen; vorbeikommen einholen; hereinfallen; überholen
langsgaan auf Besuch gehen; aufsuchen; besuchen; vorbeikommen; vorüberkommen
langskomen auf Besuch gehen; aufsuchen; besuchen; vorbeikommen; vorüberkommen
op bezoek komen besuchen; vorbeikommen
op visite gaan auf Besuch gehen; aufsuchen; besuchen; vorbeikommen; vorüberkommen
opzoeken besuchen; vorbeikommen aufsuchen; auftreiben; nachschlagen; nachsehen; suchen
overwippen herüberkommen; vorbeikommen
voorbijkomen auf Besuch gehen; aufsuchen; besuchen; vorbeikommen; vorüberkommen

Synoniemen voor "vorbeikommen":

  • vorbeigehen; vorbeischauen

Wiktionary: vorbeikommen

vorbeikommen
verb
  1. voorbijgaan
  2. langsgaan, op bezoek komen