Duits

Uitgebreide vertaling voor wegbringen (Duits) in het Nederlands

wegbringen:

wegbringen werkwoord (bringe weg, bringst, bringt, brachte weg, brachtet weg, weggebracht)

  1. wegbringen (begleiten; mitgehen; geleiten)
    begeleiden; wegbrengen
    • begeleiden werkwoord (begeleid, begeleidt, begeleidde, begeleidden, begeleid)
    • wegbrengen werkwoord (breng weg, brengt weg, bracht weg, brachten weg, weggebracht)
  2. wegbringen (wegtragen; abführen; abtragen; )
    meedragen; afvoeren; wegvoeren; wegslepen; wegdragen; wegsjouwen
    • meedragen werkwoord
    • afvoeren werkwoord (voer af, voert af, voerde af, voerden af, afgevoerd)
    • wegvoeren werkwoord (voer weg, voert weg, voerde weg, voerden weg, weggevoerd)
    • wegslepen werkwoord (sleep weg, sleept weg, sleepte weg, sleepten weg, weggesleept)
    • wegdragen werkwoord (draag weg, draagt weg, droeg weg, droegen weg, weggedragen)
    • wegsjouwen werkwoord (sjouw weg, sjouwt weg, sjouwde weg, sjouwden weg, weggesjouwd)

Conjugations for wegbringen:

Präsens
  1. bringe weg
  2. bringst
  3. bringt
  4. bringen weg
  5. bringt weg
  6. bringen weg
Imperfekt
  1. brachte weg
  2. brachtest weg
  3. brachte weg
  4. brachten weg
  5. brachtet weg
  6. brachten weg
Perfekt
  1. habe weggebracht
  2. hast weggebracht
  3. hat weggebracht
  4. haben weggebracht
  5. habt weggebracht
  6. haben weggebracht
1. Konjunktiv [1]
  1. bringe weg
  2. bringest weg
  3. bringe weg
  4. bringen weg
  5. bringet weg
  6. bringen weg
2. Konjunktiv
  1. brächte weg
  2. brächtest weg
  3. brächte weg
  4. brächten weg
  5. brächtet weg
  6. brächten weg
Futur 1
  1. werde wegbringen
  2. wirst wegbringen
  3. wird wegbringen
  4. werden wegbringen
  5. werdet wegbringen
  6. werden wegbringen
1. Konjunktiv [2]
  1. würde wegbringen
  2. würdest wegbringen
  3. würde wegbringen
  4. würden wegbringen
  5. würdet wegbringen
  6. würden wegbringen
Diverses
  1. bring weg!
  2. bringt weg!
  3. bringen Sie weg!
  4. weggebracht
  5. wegbringend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor wegbringen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
wegdragen Abtragen; Wegtragen
wegslepen Abschleppen; Schleppen
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afvoeren abführen; abtragen; davontragen; fortbringen; fortfahren; fortführen; fortschaffen; fortschleppen; forttragen; wegbringen; wegführen; wegschaffen; wegschleppen; wegtragen abfließen lassen; auslaufen lassen; ausscheiden; ausstoßen
begeleiden begleiten; geleiten; mitgehen; wegbringen begleiten; führen; geleiten; herumführen; leiten; lenken; mitgehen
meedragen abführen; abtragen; davontragen; fortbringen; fortfahren; fortführen; fortschaffen; fortschleppen; forttragen; wegbringen; wegführen; wegschaffen; wegschleppen; wegtragen
wegbrengen begleiten; geleiten; mitgehen; wegbringen beseitigen; entfernen; fortbringen; fortschaffen; vertreiben; wegschaffen; wegtun
wegdragen abführen; abtragen; davontragen; fortbringen; fortfahren; fortführen; fortschaffen; fortschleppen; forttragen; wegbringen; wegführen; wegschaffen; wegschleppen; wegtragen
wegsjouwen abführen; abtragen; davontragen; fortbringen; fortfahren; fortführen; fortschaffen; fortschleppen; forttragen; wegbringen; wegführen; wegschaffen; wegschleppen; wegtragen
wegslepen abführen; abtragen; davontragen; fortbringen; fortfahren; fortführen; fortschaffen; fortschleppen; forttragen; wegbringen; wegführen; wegschaffen; wegschleppen; wegtragen
wegvoeren abführen; abtragen; davontragen; fortbringen; fortfahren; fortführen; fortschaffen; fortschleppen; forttragen; wegbringen; wegführen; wegschaffen; wegschleppen; wegtragen wegführen; wegleiten

Synoniemen voor "wegbringen":


Wiktionary: wegbringen


Cross Translation:
FromToVia
wegbringen afnemen; afpakken; weghalen; wegnemen; bergen; bewaren; opbergen; wegleggen; wegzetten; afschaffen; elimineren; opdoeken; uitmaken; verwijderen; wegdoen ôtertirer une chose de la place où elle est. Se dit aussi en parlant des personnes et des animaux.