Duits

Uitgebreide vertaling voor zuziehen (Duits) in het Nederlands

zuziehen:

zuziehen werkwoord (ziehe zu, ziehst zu, zieht zu, zog zu, zogt zu, zugezogen)

  1. zuziehen (zumachen)
    aantrekken; dichttrekken
    • aantrekken werkwoord (trek aan, trekt aan, trok aan, trokken aan, aangetrokken)
    • dichttrekken werkwoord (trek dicht, trekt dicht, trok dicht, trokken dicht, dichtgetrokken)
  2. zuziehen (umhochziehen; herbeiziehen; hinzuziehen)
    ophalen; omhooghalen
    • ophalen werkwoord (haal op, haalt op, haalde op, haalden op, opgehaald)
    • omhooghalen werkwoord (haal omhoog, haalt omhoog, haalde omhoog, haalden omhoog, omhooggehaald)
  3. zuziehen (herbeirufen; rufen)
    erbij halen; erbij roepen
    • erbij halen werkwoord (haal erbij, haalt erbij, haalde erbij, haalden erbij, erbij gehaald)
    • erbij roepen werkwoord (roep erbij, roept erbij, riep erbij, riepen erbij, erbij geroepen)
  4. zuziehen (irgendwo inziehen)

Conjugations for zuziehen:

Präsens
  1. ziehe zu
  2. ziehst zu
  3. zieht zu
  4. ziehen zu
  5. zieht zu
  6. ziehen zu
Imperfekt
  1. zog zu
  2. zogst zu
  3. zog zu
  4. zogen zu
  5. zogt zu
  6. zogen zu
Perfekt
  1. habe zugezogen
  2. hast zugezogen
  3. hat zugezogen
  4. haben zugezogen
  5. habt zugezogen
  6. haben zugezogen
1. Konjunktiv [1]
  1. ziehe zu
  2. ziehest zu
  3. ziehe zu
  4. ziehen zu
  5. ziehet zu
  6. ziehen zu
2. Konjunktiv
  1. zöge zu
  2. zögest zu
  3. zöge zu
  4. zögen zu
  5. zöget zu
  6. zögen zu
Futur 1
  1. werde zuziehen
  2. wirst zuziehen
  3. wird zuziehen
  4. werden zuziehen
  5. werdet zuziehen
  6. werden zuziehen
1. Konjunktiv [2]
  1. würde zuziehen
  2. würdest zuziehen
  3. würde zuziehen
  4. würden zuziehen
  5. würdet zuziehen
  6. würden zuziehen
Diverses
  1. zieh zu!
  2. zieht zu!
  3. ziehen Sie zu!
  4. zugezogen
  5. zuziehend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor zuziehen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aantrekken Ankleiden; Anlegen; Anziehen; Betören; Ruck; Strackziehen
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aantrekken zumachen; zuziehen anheuern; ankleiden; anlegen; annoncieren; anstellen; anziehen; einstellen; engagieren; inserieren; kleiden; rekrutieren; sichanziehen
dichttrekken zumachen; zuziehen
erbij halen herbeirufen; rufen; zuziehen
erbij roepen herbeirufen; rufen; zuziehen
ergens z'n intrek nemen irgendwo inziehen; zuziehen
omhooghalen herbeiziehen; hinzuziehen; umhochziehen; zuziehen aufholen; heben; hissen; hochziehen
ophalen herbeiziehen; hinzuziehen; umhochziehen; zuziehen abholen; abnehmen; abrufen; abräumen; aufholen; aufpicken; einsammeln; entfernen; entnehmen; fortnehmen; heranholen; holen; wegholen; wegnehmen

Synoniemen voor "zuziehen":