Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. Mundstück:
  2. Wiktionary:
    • Mundstück → bit


Duits

Uitgebreide vertaling voor Mundstück (Duits) in het Nederlands

Mundstück:

Mundstück [das ~] zelfstandig naamwoord

  1. Mundstück (Ansatzstück; Ansatzrohr)
    de embouchure; het mondstuk
  2. Mundstück (Mundstück an einer Pfeife)
    mondstuk van een pijp; het mondstuk
  3. Mundstück
    de embouchures; de mondstukken

Vertaal Matrix voor Mundstück:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
embouchure Ansatzrohr; Ansatzstück; Mundstück
embouchures Mundstück
mondstuk Ansatzrohr; Ansatzstück; Mundstück; Mundstück an einer Pfeife
mondstuk van een pijp Mundstück; Mundstück an einer Pfeife
mondstukken Mundstück

Wiktionary: Mundstück


Cross Translation:
FromToVia
Mundstück bit bit — metal in horse's mouth

Verwante vertalingen van Mundstück