Duits

Uitgebreide vertaling voor Staat (Duits) in het Nederlands

Staat:

Staat [der ~] zelfstandig naamwoord

  1. der Staat (Nation; Land; Reich)
    de staat; het land; het rijk; de natie
    • staat [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • land [het ~] zelfstandig naamwoord
    • rijk [het ~] zelfstandig naamwoord
    • natie [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
  2. der Staat (Behörde; Öffentliche Hand)
    de overheid; de autoriteiten; openbaar gezag; het rijksbestuur
  3. der Staat
    de staat
    • staat [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Staat:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
autoriteiten Behörde; Staat; Öffentliche Hand Autorität; Befehlshaber; Kapazität
land Land; Nation; Reich; Staat Land; Landschaft; Provinz; Ufer; Wall
natie Land; Nation; Reich; Staat Nation; Volk
openbaar gezag Behörde; Staat; Öffentliche Hand
overheid Behörde; Staat; Öffentliche Hand Staatsorgane
rijk Land; Nation; Reich; Staat Reich
rijksbestuur Behörde; Staat; Öffentliche Hand
staat Land; Nation; Reich; Staat Aufführung; Aufstellung; Aufzählung; Beschaffenheit; Gemütszustand; Kondition; Liste; Tabelle; Verfassung; Verzeichnis; Zustand
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
rijk finanzstark; kapitalkräftig; sehr reich; steinreich

Synoniemen voor "Staat":


Wiktionary: Staat

Staat
noun
  1. Gesamtheit der Einrichtungen, die dazu dienen, das Zusammenleben der auf einem abgegrenzten Territorium lebenden Menschen mithilfe von Gesetzgebung, Rechtsprechung und vollziehender Gewalt dauerhaft sicherzustellen
Staat
noun
  1. een land

Cross Translation:
FromToVia
Staat land country — nation state
Staat staat state — any sovereign polity
Staat staat state — a political division of a federation retaining a degree of autonomy
Staat pomp; luister; praal; pracht; vertoon; corso; parade; pralerij; pracht en praal pompecortège solennel, déploiement de fastes, appareil magnifique, somptueux.
Staat kracht; rijk; staat; heerschappij; mogendheid; macht; sterkte puissancepouvoir d’imposer son autorité.
Staat koningschap; rijk; staat; bestuur; bewind; heerschappij; regering règneexercice du pouvoir souverain dans un état monarchique.



Nederlands

Uitgebreide vertaling voor Staat (Nederlands) in het Duits

Staat vorm van staat:

staat [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de staat (natie; land; rijk)
    Land; der Staat; Reich; die Nation
    • Land [das ~] zelfstandig naamwoord
    • Staat [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Reich [das ~] zelfstandig naamwoord
    • Nation [die ~] zelfstandig naamwoord
  2. de staat (gesteldheid; toestand; positie)
    der Zustand; die Kondition; die Beschaffenheit; der Gemütszustand
  3. de staat (toestand; conditie)
    der Zustand; die Kondition; die Verfassung; die Beschaffenheit
  4. de staat (lijst van gegevens; overzicht; lijst; )
    die Liste; Verzeichnis; die Aufstellung; die Aufführung; die Aufzählung; die Tabelle
  5. de staat (opsomming; opnoeming; lijst)
    die Aufzählung
  6. de staat
    der Staat
    • Staat [der ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor staat:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Aufführung lijst; lijst van gegevens; opgaaf; opgave; overzicht; staat; staatje komedie; lijst; opvoering; parade; show; staatsie; tabel; tafel; vertoning; voorstelling
Aufstellung lijst; lijst van gegevens; opgaaf; opgave; overzicht; staat; staatje aanduiding; arrangement; benaming; benoeming; bewering; indeling; kader; lijst; omranding; opbouw; opstelling; ordening; organisatie; plaatsing van artikel; rand; rangschikking; samenstelling; schikking; specificatie; stelling; structuur; systeem; tabel; tafel
Aufzählung lijst; lijst van gegevens; opgaaf; opgave; opnoeming; opsomming; overzicht; staat; staatje lijst; lijst met opsommingstekens; optelling; samentelling; som; tabel; tafel
Beschaffenheit conditie; gesteldheid; positie; staat; toestand conditie; gesteldheid; hoedanigheid; kwaliteit; vorm
Gemütszustand gesteldheid; positie; staat; toestand geestesgesteldheid; gemoedsgesteldheid; instelling; psychische toestand; stemming
Kondition conditie; gesteldheid; positie; staat; toestand beding; bepaling; beperking; conditie; criterium; eis; kriterium; voorwaarde; vorm
Land land; natie; rijk; staat bakermat; geboorteland; land; land van herkomst; land van oorsprong; landmassa; landschap; platteland; thuisland; vaderland
Liste lijst; lijst van gegevens; opgaaf; opgave; overzicht; staat; staatje legerlijst; lijst; tabel; tafel
Nation land; natie; rijk; staat bakermat; geboorteland; land van herkomst; land van oorsprong; natie; thuisland; vaderland; volk
Reich land; natie; rijk; staat koninkrijk; rijk
Staat land; natie; rijk; staat autoriteiten; openbaar gezag; overheid; rijksbestuur
Tabelle lijst; lijst van gegevens; opgaaf; opgave; overzicht; staat; staatje blad; kader; lijst; omranding; rand; tabel; tafel; werkblad
Verfassung conditie; staat; toestand conditie; constitutie; gestel; grondwet; lichaamsbouw; ligging; positie; vorm
Verzeichnis lijst; lijst van gegevens; opgaaf; opgave; overzicht; staat; staatje catalogus; hoofdboek; kadaster; kadasterbureau; kader; klapper; legerlijst; lijst; map; omranding; rand; tabel; tafel; telefoonklapper; zaakregister
Zustand conditie; gesteldheid; positie; staat; toestand ligging; positie; status; toestand
- land; rijk; toestand
Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
Liste Lijst

Verwante woorden van "staat":


Synoniemen voor "staat":


Verwante definities voor "staat":

  1. gebied binnen bepaalde grenzen met eigen regering1
    • dit is een bedrijf van de staat1
  2. overzicht, lijst1
    • op dit staatje kun je zien wat je verdient1
  3. hoe iets of iemand is1
    • het gebouw is in zijn oude staat hersteld1

Wiktionary: staat

staat
noun
  1. een land
staat
noun
  1. Art und Weise, wie etwas zu einem bestimmen Zeitpunkt ist
  2. bestimmte Eigenschaft, Beschaffenheit, Verfassung von etwas
  3. Gesamtheit der Einrichtungen, die dazu dienen, das Zusammenleben der auf einem abgegrenzten Territorium lebenden Menschen mithilfe von Gesetzgebung, Rechtsprechung und vollziehender Gewalt dauerhaft sicherzustellen

Cross Translation:
FromToVia
staat Reich empire — political unit
staat Zustand; Form shape — status or condition
staat Staat state — any sovereign polity
staat Staat; Land state — a political division of a federation retaining a degree of autonomy
staat Zustand state — a condition
staat Andenken; Erinnerung; Gedächtnis mémoirecapacité à retenir, conserver et rappeler de nombreuses informations antérieures.
staat Reich; Staat; Gewalt; Macht; Potenz; Stärke; Leistung puissancepouvoir d’imposer son autorité.
staat Königswürde; Reich; Staat; Regieren; Regierung règneexercice du pouvoir souverain dans un état monarchique.
staat Zustand; Stand état — Disposition de quelqu’un, de quelque chose

staan:

staan werkwoord (sta, staat, stond, stonden, gestaan)

  1. staan
    stehen
    • stehen werkwoord (stehe, stehst, steht, stand, standet, gestanden)

Conjugations for staan:

o.t.t.
  1. sta
  2. staat
  3. staat
  4. staan
  5. staan
  6. staan
o.v.t.
  1. stond
  2. stond
  3. stond
  4. stonden
  5. stonden
  6. stonden
v.t.t.
  1. heb gestaan
  2. hebt gestaan
  3. heeft gestaan
  4. hebben gestaan
  5. hebben gestaan
  6. hebben gestaan
v.v.t.
  1. had gestaan
  2. had gestaan
  3. had gestaan
  4. hadden gestaan
  5. hadden gestaan
  6. hadden gestaan
o.t.t.t.
  1. zal staan
  2. zult staan
  3. zal staan
  4. zullen staan
  5. zullen staan
  6. zullen staan
o.v.t.t.
  1. zou staan
  2. zou staan
  3. zou staan
  4. zouden staan
  5. zouden staan
  6. zouden staan
en verder
  1. ben gestaan
  2. bent gestaan
  3. is gestaan
  4. zijn gestaan
  5. zijn gestaan
  6. zijn gestaan
diversen
  1. sta!
  2. stat!
  3. gestaan
  4. staand
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor staan:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
stehen staan

Antoniemen van "staan":


Verwante definities voor "staan":

  1. bij hem passen1
    • dat pak staat hem goed1
  2. in een bepaalde toestand zijn1
    • dat gebouw staat leeg1
  3. op voeten of poten overeind zijn1
    • aan het eind van het concert ging het publiek staan1
  4. opgeschreven of gedrukt1
    • in de krant staat dat de minister gaat bezuinigen1
  5. zich bevinden1
    • het eten staat op tafel1

Wiktionary: staan

staan
verb
  1. zich in verticale toestand van rust bevinden

Cross Translation:
FromToVia
staan sein be — occupy a place
staan stehen stand — to support oneself on the feet in an erect position
staan stehen stand — to remain motionless
staan es gibt there be — to exist
staan anziehen; kleiden; ankleiden; bekleiden habiller — Mettre des habits à quelqu’un…
staan annehmen; akzeptieren; entgegennehmen; im Empfang nehmen; aufnehmen; auf sich nehmen; sich gefallen lassen; hinnehmen; eingehen auf; einwilligen in; anziehen; kleiden; ankleiden; bekleiden; beziehen; überziehen; antun; auflegen; anlegen; in Stuck arbeiten revêtirpourvoir de vêtements quelqu’un qui en a besoin.
staan anziehen; kleiden; ankleiden; bekleiden vêtirhabiller, couvrir d’un vêtement.
staan stehen; aufstehen être debout — Se tenir verticalement, sur ses pieds ou sur ses bases.

Verwante vertalingen van Staat