Overzicht


Duits

Uitgebreide vertaling voor Taste (Duits) in het Nederlands

Taste:

Taste

  1. Taste
    de toets
    • toets [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  2. Taste (Maustaste)

Vertaal Matrix voor Taste:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
knop Blumenknospe; Knopf; Knospe; Schalter
toets Taste Abgangsprüfung; Computertest; Erprobung; Examen; Klassenarbeit; Meisterprüfung; Proben; Prüfung; Repetieren; Test
Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
knop Maustaste; Taste Schaltfläche

Synoniemen voor "Taste":


Wiktionary: Taste


Cross Translation:
FromToVia
Taste knop; toets button — a mechanical device meant to be pressed with a finger
Taste toets key — button on a typewriter or computer keyboard
Taste toets key — part of a piano or musical keyboard
Taste toets touche — Pièces d’ébène, d’ivoire, qui composent le clavier d’un orgue, d’un piano, d’un clavecin, etc

Taste vorm van tasten:

tasten werkwoord (taste, tastest, tastet, tastete, tastetet, getastet)

  1. tasten (fühlen; befühlen; abtasten)
    voelen; iets voelen
  2. tasten (betasten; fühlen; anfassen; abtasten; befühlen)
    betasten; voelen; bevoelen
    • betasten werkwoord (betast, betastte, betastten, betast)
    • voelen werkwoord (voel, voelt, voelde, voelden, gevoeld)
    • bevoelen werkwoord (bevoel, bevoelt, bevoelde, bevoelden, bevoeld)
  3. tasten (befühlen; abtasten; fühlen)
    vingeren
    • vingeren werkwoord (vinger, vingert, vingerde, vingerden, gevingerd)
  4. tasten (tappen)
  5. tasten (vorfühlen; fühlen; spüren; )
    aanvoelen; voorvoelen
    • aanvoelen werkwoord (voel aan, voelt aan, voelde aan, voelden aan, aangevoeld)
    • voorvoelen werkwoord (voorvoel, voorvoelt, voorvoelde, voorvoelden, voorvoeld)

Conjugations for tasten:

Präsens
  1. taste
  2. tastest
  3. tastet
  4. tasten
  5. tastet
  6. tasten
Imperfekt
  1. tastete
  2. tastetest
  3. tastete
  4. tasteten
  5. tastetet
  6. tasteten
Perfekt
  1. habe getastet
  2. hast getastet
  3. hat getastet
  4. haben getastet
  5. habt getastet
  6. haben getastet
1. Konjunktiv [1]
  1. taste
  2. tastest
  3. taste
  4. tasten
  5. tastet
  6. tasten
2. Konjunktiv
  1. tastete
  2. tastetest
  3. tastete
  4. tasteten
  5. tastetet
  6. tasteten
Futur 1
  1. werde tasten
  2. wirst tasten
  3. wird tasten
  4. werden tasten
  5. werdet tasten
  6. werden tasten
1. Konjunktiv [2]
  1. würde tasten
  2. würdest tasten
  3. würde tasten
  4. würden tasten
  5. würdet tasten
  6. würden tasten
Diverses
  1. tast!
  2. tastet!
  3. tasten Sie!
  4. getastet
  5. tastend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor tasten:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aanvoelen Eindruck; Eindrücke; Emotion; Empfindung; Feeling; Gefühlsleben; Gemüt; Gemütsbewegung; Gemütsempfindung; Gemütserregung; Stimmung; Verständnis
voelen Abtasten; Anfühlen; Fühlen; Tasten
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aanvoelen erfahren; fühlen; merken; spüren; tasten; vernehmen; vorfühlen; wahrnehmen
betasten abtasten; anfassen; befühlen; betasten; fühlen; tasten
bevoelen abtasten; anfassen; befühlen; betasten; fühlen; tasten abtasten
iets voelen abtasten; befühlen; fühlen; tasten
op de tast lopen tappen; tasten
vingeren abtasten; befühlen; fühlen; tasten
voelen abtasten; anfassen; befühlen; betasten; fühlen; tasten anrühren; bemerken; beobachten; berühren; durchmachen; einfühlen; einleben; entdecken; erfahren; erkennen; erleben; feststellen; fühlen; merken; mitleben; sehen; spüren; wahrnehmen
voorvoelen erfahren; fühlen; merken; spüren; tasten; vernehmen; vorfühlen; wahrnehmen

Wiktionary: tasten

tasten
Cross Translation:
FromToVia
tasten tasten grope — obsolete: to feel with or use the hands
tasten betasten grope — to touch closely and sexually
tasten tasten; betasten; voelen; bevoelen palper — Traductions à trier suivant le sens
tasten voelen; gewaarworden; aanvoelen; gevoelen; tasten; betasten; bevoelen; geuren; rieken; ruiken sentir — Traductions à trier suivant le sens
tasten tasten; betasten; voelen; bevoelen; peuteren; pulken; vingeren tâtertoucher, manier doucement une chose, pour savoir si elle est dure ou molle, sec ou humide, froide ou chaude, etc.

Verwante vertalingen van Taste