Home ->Woordenboeken ->Duits/Nederlands ->Zoek: abrichten

Duitse en Nederlandse zoekresultaten voor: abrichten

Overzicht

Duits naar Nederlands: Meer gegevens...

abrichten:
- trainen; dresseren; africhten; dier africhten; temmen
Abrichten:
- africhten; africhting
Wiktionary:
- abrichten → africhten

Duits

Uitgebreide vertaling voor abrichten (Duits) in het Nederlands

abrichten:

abrichten werkwoord (richte ab, richtest ab, richtet ab, richtete ab, richtetet ab, abgerichtet)

abrichten (dressieren)
trainen; dresseren; africhten; dier africhten
- trainen werkwoord (train, traint, trainde, trainden, getraind)
- dresseren werkwoord (dresseer, dresseert, dresseerde, dresseerden, gedresseerd)
- africhten werkwoord (richt af, richtte af, richtten af, afgericht)
- dier africhten werkwoord
abrichten (zähmen; bändigen; dressieren; einreiten; bezähmen)
temmen
- temmen werkwoord (tem, temt, temde, temden, getemd)

Conjugations for abrichten:

Präsens

richte ab
richtest ab
richtet ab
richten ab
richtet ab
richten ab

Imperfekt

richtete ab
richtetest ab
richtete ab
richteten ab
richtetet ab
richteten ab

Perfekt

habe abgerichtet
hast abgerichtet
hat abgerichtet
haben abgerichtet
habt abgerichtet
haben abgerichtet

1. Konjunktiv [1]

richte ab
richtest ab
richte ab
richten ab
richtet ab
richten ab

2. Konjunktiv

richtete ab
richtetest ab
richtete ab
richteten ab
richtetet ab
richteten ab

Futur 1

werde abrichten
wirst abrichten
wird abrichten
werden abrichten
werdet abrichten
werden abrichten

1. Konjunktiv [2]

würde abrichten
würdest abrichten
würde abrichten
würden abrichten
würdet abrichten
würden abrichten

Diverses

richt ab!
richtet ab!
richten Sie ab!
abgerichtet
abrichtend

1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor abrichten:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
africhten		Abrichten; Abrichtung; Dressur
dresseren		Dressur
Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
africhten	abrichten; dressieren
dier africhten	abrichten; dressieren
dresseren	abrichten; dressieren
temmen	abrichten; bezähmen; bändigen; dressieren; einreiten; zähmen
trainen	abrichten; dressieren	ausbilden; bilden; einstudieren; einüben; entwickeln; heranbilden; proben; repetieren; trainieren; üben

Synoniemen voor "abrichten":

drillen; einexerzieren; gründlich ausbilden
dressieren; einüben; trainieren

Wiktionary: abrichten

abrichten

verb

door middel van oefening voor iets geschikt maken
- africhten → dressieren; abrichten

Abrichten:

Abrichten [das ~] zelfstandig naamwoord

Abrichten (Abrichtung; Dressur)
africhten; de africhting
- africhten [znw.] zelfstandig naamwoord
- africhting [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Abrichten:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
africhten	Abrichten; Abrichtung; Dressur
africhting	Abrichten; Abrichtung; Dressur
Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
africhten		abrichten; dressieren