Overzicht
Duits naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. Akzent:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Akzent (Duits) in het Zweeds

Akzent:

Akzent [der ~] zelfstandig naamwoord

  1. der Akzent (Betonung; Nachdruck; Schwerpunkt; Hauptton)
    betoning; eftertryck; emfas
  2. der Akzent (Dialekt; Mundart)
    dialekt
    • dialekt [-en] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Akzent:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
betoning Akzent; Betonung; Hauptton; Nachdruck; Schwerpunkt Betonung; Nachdruck; Schwerpunkt
dialekt Akzent; Dialekt; Mundart Dialekt; Heimatsprache; Mundart
eftertryck Akzent; Betonung; Hauptton; Nachdruck; Schwerpunkt Großartigkeit; Herrlichkeit; Pracht; Schmalheit; Stattlichkeit; Stolz
emfas Akzent; Betonung; Hauptton; Nachdruck; Schwerpunkt

Synoniemen voor "Akzent":


Wiktionary: Akzent

Akzent
noun
  1. übertragen: besondere Betonung oder Hervorhebung eines Sachverhalts
  2. Musik: Zeichen in der Notation, das angibt, welche Musiknoten betont werden sollen
  3. Linguistik: Zeichen, das Betonungen ([2]) kennzeichnet
  4. Linguistik: Betonung eines Satzes, Wortes, einer Silbe oder eines Lauts
  5. typische Eigenschaft der Aussprache oder des Tonfalls einer Sprache (meist die eines Fremdsprachigen, der die Muttersprache des Zuhörers spricht)

Cross Translation:
FromToVia
Akzent brytning; accent accent — modulation of the voice
Akzent accent insistanceaction d’insister.

Computer vertaling door derden: