Overzicht


Duits

Uitgebreide vertaling voor Beschränktheit (Duits) in het Zweeds

Beschränktheit:

Beschränktheit [die ~] zelfstandig naamwoord

  1. die Beschränktheit (Voreingenommenheit; Kleinlichkeit; Kleinmütigkeit)
    begränsning; småaktighet; inskränkthet
  2. die Beschränktheit (Kleinmütigkeit)
    kortsynthet; inskränkthet
  3. die Beschränktheit (Borniertheit; Engstirnigkeit; Kleinlichkeit; Spießbürgerlichkeit; Kleinmütigkeit)
    trångsynt; bigot

Vertaal Matrix voor Beschränktheit:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
begränsning Beschränktheit; Kleinlichkeit; Kleinmütigkeit; Voreingenommenheit Begrenzung; Beschränkung; Einschränkung; Einschränkung der maximalen Bandbreite; Limit; Pooling; Restriktion; Vorbehalt
bigot Beschränktheit; Borniertheit; Engstirnigkeit; Kleinlichkeit; Kleinmütigkeit; Spießbürgerlichkeit
inskränkthet Beschränktheit; Kleinlichkeit; Kleinmütigkeit; Voreingenommenheit
kortsynthet Beschränktheit; Kleinmütigkeit
småaktighet Beschränktheit; Kleinlichkeit; Kleinmütigkeit; Voreingenommenheit
trångsynt Beschränktheit; Borniertheit; Engstirnigkeit; Kleinlichkeit; Kleinmütigkeit; Spießbürgerlichkeit
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
trångsynt frömmlerisch; kurzsichtig

Synoniemen voor "Beschränktheit":